Grammatica H2

Grammatica 4 en 5
Wat gaan we leren?
Ontkenningen met to be
Tegenwoordige tijd

1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica 4 en 5
Wat gaan we leren?
Ontkenningen met to be
Tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

To be

Slide 2 - Mind map

Ontkenningen
Een ontkenning betekent dat je niet gaat gebruiken in de zin.

Vb: Ik ben niet heel lang

Slide 3 - Slide

To be
1. I am
2. You are
3. He is
4. She is
5. It is
6. We are
7. They are

Slide 4 - Slide

Ontkenningen met to be
1. I am not                           (I'm not - X)
2. You are not                   (you're not -  aren't)
3. He is not                         (he's not - isn't)
4. She is not                       (she's not - isn't)
5. It is not                             (it's not - isn't)
6. We are not                      (we're not - aren't)
7. They are not                   (they're not - arent)

Slide 5 - Slide

Tegenwoordige tijd
De tegenwoordige tijd gebruik je om aan te geven dat iets nu gebeurd. Het heeft te maken met het werkwoord in de zin.


vb:
Ik vind engels leuk.

Slide 6 - Slide

Tegenwoordige tijd ww: like
1. I like
2. You like
3. He likes
4. She likes                              Bij he/she/it komt er altijd een s achter
5. It likes
6. We like
7. They like

Slide 7 - Slide

Tegenwoordige tijd
Als een werkwoord eindigd op een medeklinker + Y, dan krijgt het werkwoord bij he she en it (shit) -ies.

vb:
She studies

Slide 8 - Slide

Tegenwoordige tijd
Als een werkwoord eindigt op een s-klank, dan krijgt het werkwoord -es bij he, she, en it.

vb: 
She watches

Slide 9 - Slide

Ik ben niet sterk

Slide 10 - Open question


Hij is niet slim

Slide 11 - Open question

Zij zijn niet lang

Slide 12 - Open question

Gebruik het werkwoord like
He ........ school

Slide 13 - Open question

Gebruik het werkwoord like
We ........ art

Slide 14 - Open question

Gebruik het werkwoord study
I ....... a lot

Slide 15 - Open question

Gebruik het werkwoord study
It .......... a lot

Slide 16 - Open question

Gebruik het werkwoord watch
He ........... tv every day

Slide 17 - Open question