Oefentoets TRK Le1/2

De warming up bestaat uit een aantal onderdelen.

Welk onderdeel doe je als eerste
A
Algemene warming up
B
Sprintvormen
C
Losmaken en lenig maken
D
Specifieke warming up
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
TrainingskundeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

De warming up bestaat uit een aantal onderdelen.

Welk onderdeel doe je als eerste
A
Algemene warming up
B
Sprintvormen
C
Losmaken en lenig maken
D
Specifieke warming up

Slide 1 - Quiz

Wanneer mag je GEEN lenig makende oefeningen doen?
A
Als de spieren te warm zijn
B
Wanneer er sprake is van een microtrauma in de spier
C
Tijdens de warming up
D
Tijdens de cooling down

Slide 2 - Quiz

Tijdens de warming up verbeterd het metabolisme, dit betekent:
A
Dat de spieren beter doorbloed zijn
B
de spieren makkelijker energie verbranden
C
De geleidingssnelheid van zenuwbanen sneller wordt
D
De lichaamstemperatuur verhoogt

Slide 3 - Quiz

Tijdens de warming up word het respiratorisch systeem geoptimaliseerd. Dit betekent:
A
De hartslag en slagvolume neemt toe
B
De spieren worden beter doorbloed
C
De ademfrequentie en ademdiepte neemt toe
D
De lichaamstemperatuur verhoogt

Slide 4 - Quiz

Wat is het 'streefniveau' bij de warming up?
A
De intensiteit bij een maximale inspanning
B
Het intensiteitsniveau waarop de wedstrijd is.
C
De intensiteit in rust
D
De intensiteit die je niet wilt bereiken.

Slide 5 - Quiz

Bij een lichte inspanning word het bloed herverdeeld. Waar gaat dit bloed naar toe?
A
De spieren
B
De huid
C
Het hart
D
Allen zijn juist

Slide 6 - Quiz

Waar wordt naar gekeken binnen de studie van 'fysiologie'?
A
De werking van verschillende processen in het lichaam
B
Hoe de spieren werken in het lichaam
C
Verschillende krachtoefeningen om sterker te worden.
D
De werking van de hersenen

Slide 7 - Quiz

Een sporter probeert met gestrekte benen haar tenen aan te tikken (15 seconden)

Dit is een voorbeeld van:
A
Losmakende oefeningen
B
spanningsoefeningen
C
Kracht oefeningen
D
Lenig makende oefeningen

Slide 8 - Quiz

Een sporter doet verschillende loopscholingsoefeningen zoals knieheffen.

Dit is een voorbeeld van:
A
Losmakende oefeningen
B
spanningsoefeningen
C
Kracht oefeningen
D
Lenig makende oefeningen

Slide 9 - Quiz

Bij een WUP voor een wedstrijd ligt het streefniveau hoger dan bij een WUP voor een training
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Voor een rustige duurtraining heb je voldoende aan een algemene warming up
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Een sporter zwaait zijn armen los.

Dit is een voorbeeld van:
A
Losmakende oefeningen
B
spanningsoefeningen
C
Kracht oefeningen
D
Lenig makende oefeningen

Slide 12 - Quiz

Met afname van viscositeit wordt bedoeld.


A
Minder lenigheid in de spieren
B
Minder stroperigheid in de spieren
C
Minder kracht in de spieren
D
Geen zijn juist

Slide 13 - Quiz

Bij welke vorm van warming up doet de sporter zelf niets?


A
Algemene warming up
B
Specifieke warming up
C
Actieve warming up
D
Passieve warming up

Slide 14 - Quiz

Welk onderdeel hoort bij de mentale warming up?

A
Inlopen voor de wedstrijd
B
Massage
C
Een tactiekbespreking
D
Passieve warming up

Slide 15 - Quiz

Welk onderdeel hoort bij de actieve warming up?

A
Inlopen voor de wedstrijd
B
Massage
C
Een tactiekbespreking
D
Passieve warming up

Slide 16 - Quiz

Welke vorm van lenigheid / bewegelijkheid heeft als doel de bewegingsuitslag te vergoten
A
Losmakende oefeningen
B
Lenigmakende oefeningen
C
Passieve lenigheid
D
Actieve lenigheid

Slide 17 - Quiz

Bij welke vorm van lenigheid komt tot stand door de tegengestelde spieren (antagonisten) aan te spannen
A
Actieve lenigheid
B
Passieve lenigheid

Slide 18 - Quiz

Hoe moet je rekken volgens de compilatie methode
A
Zwaaiende en verende bewegingen, zowel passief als actief
B
20-30 seconden statisch en pijnloos rekken
C
8-15 sec statisch rekken, onaangename gevoelens moeten naderhand verdwijnen.

Slide 19 - Quiz

Wat hoort NIET bij de cooling down
A
Sprintvormen
B
Douchen
C
Rustige loopvormen
D
Dynamische rekken

Slide 20 - Quiz

Waarom doe je een cooling down
A
Bloeddruk komt weer op normaal niveau
B
Afvalstoffen in de spieren worden afgevoerd
C
Verminderd kans op spierpijn na training
D
Alles is goed

Slide 21 - Quiz

Waar staat MJS voor?

Slide 22 - Open question

Bij welke fase binnen de meerjarenstructuur staat 'veelzijdig bewegen' centraal?
A
Oefenjaren
B
Speeljaren
C
Toepassingsjaren
D
Elite topsport

Slide 23 - Quiz

De FUNdamentals vallen onder:
A
Aansluiting topsport
B
Basis training
C
Opbouwtraining
D
Elite topsport

Slide 24 - Quiz

Welke fase hoort bij 'de grote motorische leerfase'
A
Speeljaren
B
Oefenjaren
C
Toepassingsjaren
D
Elite topsport

Slide 25 - Quiz

Binnen welke fase is het lichaam in disharmonie
A
Speeljaren
B
Oefenjaren
C
Toepassingsjaren
D
Elite topsport

Slide 26 - Quiz

Binnen welke leeftijdsfase komt groeipijn veel voor?
A
0-8 jaar
B
8-14 jaar
C
14-21 jaar
D
21-25 jaar

Slide 27 - Quiz

Binnen welke leeftijdsfase komt groeipijn veel voor?
A
0-8 jaar
B
8-14 jaar
C
14-21 jaar
D
21-25 jaar

Slide 28 - Quiz

Binnen welke fase werk je veel aan de coördinatieve vermogens (breed)
A
Speeljaren
B
Oefenjaren
C
Toepassingsjaren
D
Elite topsport

Slide 29 - Quiz

Hoe kun je rekening houden met verschillende snelheden van ontwikkeling in jouw groep?
A
Differentiatie
B
Moeilijkere vormen kiezen
C
Veel herhalen
D
Alleen de goede sporters aandacht geven

Slide 30 - Quiz