Examentraining

Examentraining
Examen 2023 - tijdvak I
mw. Hotting / mw. Hildering
1 / 75
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 75 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Examentraining
Examen 2023 - tijdvak I
mw. Hotting / mw. Hildering

Slide 1 - Slide

Tekst 1

Slide 2 - Slide

Strategie
Ronde 1
- Bekijk de titel, de tussenkopjes, de inleiding en het slot
Doel: onderwerp, hoofdgedachte, tekstsoort en -doel
Ronde 2
-Lees de eerste zin van iedere alinea in de kern
Doel: kernzin/gidsfunctie, deelonderwerp 

Slide 3 - Slide

Maak vraag 1: Bedenk eerst je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 4 - Slide

________    _  __
_____

Slide 5 - Slide

         --> Bekijk manier 1 t/m 6
         --> Lees alinea 1 t/m 4
         --> Markeer belangrijke passages
         --> Kies de drie manieren die je bent tegengekomen
________    _  __
_____

Slide 6 - Slide

Sleep de antwoorden in het juiste vak
Groen = gebruikt door de auteur
1.De aanleiding schetsen
2.De centrale vraagstelling formuleren
3.een afweging maken
4.een persoonlijke ervaring
5.het belang v.d. lezer
6.Het centrale standpunt

Slide 7 - Drag question

         --> Bekijk manier 1 t/m 6
         --> Lees alinea 1 t/m 4
         --> Markeer belangrijke passages
         --> Kies de drie manieren die je
                 bent tegengekomen
________    _  __
_____

Slide 8 - Slide

Maak vraag 2 - open vraag (kort antwoord)




Bedenk eerst je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 9 - Slide

Aanpak vraag 2
1. Onderstreep belangrijke informatie in de vraag
2. Markeer het citaat in de tekst.
3. Zoek in alinea 7 naar de mening van Gabriels.
4.Waartoe leidt het uiteindelijk toe
5. Zoek in alinea 12 en 13. Sluit dit aan op wat je eerder vond?
5. Gebruik de woorden uit de tekst, niet zelf formuleren.

Slide 10 - Slide

Nakijken

Slide 11 - Slide

Maak vraag 4 (blz. 2)
Let op je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 12 - Slide

Aanpak vraag 4 (blz. 2)
laksj

1. Markeer het citaat in de tekst
2. Markeer belangrijke informatie in de vraag
3. Er staat 'citeer' en 'woordgroep'. Het mag dus geen zin zijn.
3. Nauwkeurig lezen om het citaat heen - eerst al. 7

Slide 13 - Slide

Nakijken vraag 4: 

Slide 14 - Slide

Maak vraag 6
Bedenk eerst je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 15 - Slide

Aanpak vraag 6

1. Markeer belangrijke informatie uit de vraag
2. Bepaal welke alinea je moet lezen
4. Bedenk eerst wat je zelf zou noteren -->niet meteen A,B en C bekijken dus!
3. Streep antwoorden weg die niet kloppen.

Slide 16 - Slide

Je antwoord op vraag 6
A
verband, niet feitelijk aangetoond
B
eco oorzaken, maar hoe belangrijk die zijn is onduidelijk
C
Het is een verkeerde vergelijking

Slide 17 - Quiz

Vraag 7
Bedenk eerst je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 18 - Slide

Aanpak
vraag 7

1. Markeer belangrijke informatie uit de vraag
2. Neem de juist alinea's door --> nauwkeurig lezen,
3. Markeer bezwaren die je tegenkomt. Let op! Gebruik geen voorbeelden + markeer signaalwoorden
4. Gebruik de woorden uit de tekst
5. Formuleer je informatie als een bezwaar en in een zin

Slide 19 - Slide

Benoem twee bezwaren uit alinea 7 en 8

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Benoem een bezwaar uit alinea 9 en 10

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Benoem twee bezwaren uit alinea 11 t/m 15

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Maak vraag 8
Bedenk eerst je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 26 - Slide

Aanpak
vraag 8
1.  Markeer het citaat
2. Bedenk wat een (verkeerde) aanname is. Zoek het evt. op. 
3. Lees alinea 15 nauwkeurig na. 
4. Beantwoord kort voor jezelf: Wat is de aanname? Wie zou de aanname kunnen doen en over wie of wat gaat het?
5. Formuleer nu zelf het antwoord. Wees concreet en neem geen voorbeeld.

Slide 27 - Slide

Jouw antwoord op vraag 8

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Maak vraag 9
Bedenk eerst je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 30 - Slide

Aanpak
vraag 9

1.Markeer belangrijke informatie uit de vraag, bijv. 'relativering'
2. Zoek eventueel woorden op die je niet kent. 
3. Nauwkeurig lezen
4. Twee alinea's, twee bezwaren ->  twee kernzinnen?
5. Vergeet niet: Wie? Wat? etc. Wees volledig.

Slide 31 - Slide

Welke relativeringen heb je gevonden in al. 16?
A
1. Er is nog te weinig grootschalig onderzoek gedaan.
B
Er is onderzoek dat uitwijst dat er juist controle nodig is.
C
Kinderen hebben juist structuur, sturing en gerichte inspiratie nodig.
D
De perfecte mate van vrijheid en controle verschilt per kind.

Slide 32 - Quiz

Welke relativeringen heb je gevonden in al. 17?
A
Ze lossen het zelf op door nieuw kattenkwaad te bedenken.
B
Kinderen lossen het zelf op.
C
Het is nog steeds mogelijk om op allerlei manieren te ontsnappen aan de controle.

Slide 33 - Quiz

Nakijken
vraag 9
1.Markeer belangrijke informatie uit de vraag
2. Zoek eventueel woorden op die je niet kent. 
3. Nauwkeurig lezen
4. Twee alinea's,
twee bezwaren,
twee kernzinnen?
5. Wie? Wat? Wees
volledig!

_________________

Slide 34 - Slide


.
Maak vraag 10


Bedenk eerst
je aanpak! 

Wat voor vraag
is het?
Hoe ga je
te werk? 

Slide 35 - Slide

Aanpak vraag 10

.
1. Zoek zelf de hoofdgedachte. --> deze vraag gaat daar namelijk over. 
--> Titel, inleiding, slot
2. Markeer de hoofdgedachte als je die (bijna) letterlijk hebt gevonden. 
3. Streep antwoorden weg die slechts over een deel van de tekst gaan of niet kloppen met wat je hebt gelezen. (controleren met kernzinnen)
4. Kies daarna het antwoord dat het best aansluit op de tekst en de vragen uit alinea 4.  

Slide 36 - Slide

Maak vraag 10

.
Klopt niet 
Alleen deel v.d. tekst

Slide 37 - Slide

Maak vraag 10

.
Deze sluit het best aan!

Slide 38 - Slide

TEKST 2

Slide 39 - Slide

Strategie
Ronde 1
- Bekijk de titel, de tussenkopjes, de inleiding en het slot
Doel: onderwerp, hoofdgedachte, tekstsoort en -doel
Ronde 2
-Lees de eerste zin van iedere alinea in de kern
Doel: kernzin/gidsfunctie, deelonderwerp 

Slide 40 - Slide

Maak vraag 11 (blz. 4)




Let op je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 41 - Slide

Aanpak vraag 11 - open vraag waarbij alinea's zijn gegeven



  1. Onderstreep belangrijke dingen in de vraag. 
  2. Er staat 'noemt', dus je kunt het antwoord (bijna) letterlijk uit de tekst halen. 
  3. Onderstreep het antwoord in de tekst. 
  4. Gebruik zoveel mogelijk de woorden van de tekst als je het antwoord opschrijft. 

Slide 42 - Slide

Jouw antwoord op vraag 11:

Slide 43 - Open question

Antwoord vraag 11

Slide 44 - Slide

Maak vraag 13 (blz. 4)
Let op je aanpak! Wat voor vraag is het?Hoe ga je te werk? 

Slide 45 - Slide

Aanpak vraag 13 - schema
  1. Streep in de vraag. Wat is belangrijk?
  2. Lees de alinea die genoemd wordt. 
  3. Onderstreep de elementen die je nodig hebt in de tekst. 
  4. Antwoord zoveel mogelijk met de woorden van de tekst.  

Slide 46 - Slide

Antwoord vraag 13

Slide 47 - Slide

Maak vraag 16 (blz. 5)






Let op je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 48 - Slide

Aanpak vraag 16 - meerkeuze - hoofdgedachte
  1. Zoek zelf de hoofdgedachte. 
    - Titel, inleiding, slot
    Markeer de hoofdgedachte als je die (bijna) letterlijk hebt gevonden. 
  2. Streep antwoorden die er niet op lijken weg. 
  3. Antwoorden die uit twee delen bestaan: kloppen beide delen? 
  4. Kies het beste antwoord. 

Slide 49 - Slide

Jouw antwoord bij vraag 16
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 50 - Quiz

Maak vraag 18 (blz. 6)
Let op je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 51 - Slide

Aanpak vraag 18 - toon
  1. Lees de opties door.
  2. Let op niet-neutraal taalgebruik. 
  3. Let op taalgebruik dat een negatief gevoel oproept.
  4. Let op origineel taalgebruik. 
  5. Kijk eventueel nog naar de context.
  6. Maak een keus.  

Slide 52 - Slide

Jouw antwoord bij vraag 18:
A
1 en 3
B
3 en 6
C
1 en 4
D
1 en 6

Slide 53 - Quiz

Maak vraag 19 (blz. 6)




Let op je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 54 - Slide

Aanpak vraag 19 - iets afleiden uit de tekst






  1. Lees de vraag goed en onderstreep eventueel belangrijke dingen.
  2. Lees de aangegeven alinea's en onderstreep aanwijzing voor het antwoord. 
  3. Formuleer zelf het antwoord. Gebruik wel de woorden uit de tekst maar geen letterlijke zin.  

Slide 55 - Slide

Jouw antwoord op vraag 19:

Slide 56 - Open question

Antwoord vraag 19 

Slide 57 - Slide

Maak vraag 20 en 21 (blz. 6)





Let op je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 58 - Slide

Aanpak vraag 20 en 21 - indeling van de tekst
  1. Kijk goed welke indeling gegeven wordt en welk deel jij moet aangeven. 
  2. Leesronde 2: onderstreep belangrijke eerste zinnen en signalen. 
  3. Schat ongeveer in waar je nu denkt dat de scheiding loopt. 
  4. Lees de alinea voor en na de scheidslijn door: hoort deze alinea echt bij het stuk dat je denkt?
  5. Maak een beredeneerde keus.  

Slide 59 - Slide

Jouw antwoord op vraag 20 en 21:
A
Alinea 1; alinea 6
B
Alinea 2; alinea 5
C
Alinea 2; alinea 6
D
Alinea 1; alinea 5

Slide 60 - Quiz

Maak vraag 23 (blz. 7)




Let op je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 61 - Slide

Aanpak vraag 23 - drogreden
  1. Zorg dat je de drogredenen kent en kunt herkennen. 
  2. Wat is de redenering precies? Gebruik de truc: standpunt want argument.  
  3. Kies de beste optie. 

Slide 62 - Slide

Jouw antwoord op vraag 23:
A
a
B
b
C
c
D
d of e

Slide 63 - Quiz

Maak vraag 25 (blz. 7)




Let op je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 64 - Slide

Aanpak vraag 25 - argumentatieschema
  1. Het gaat om oplossingen. Zoek de oplossingen in de tekst.
  2. Kijk hoe de auteur de oplossingen beargumenteert. 
  3. Welk antwoord past hier het beste bij? Welke gebruikt de auteur het meest ('vooral')? 

Slide 65 - Slide

Jouw antwoord op vraag 25:
A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
vergelijking
D
voorbeelden

Slide 66 - Quiz

Maak vraag 28 (blz. 8)
Let op je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 67 - Slide

Aanpak vraag 28 - tegengestelde citeren uit lange tekst
  1. Streep aan: uit welke tekst moet je citeren?
  2. Streep aan: wat moet je citeren? Zinsgedeelte, zin, woordgroep, woord
  3. Bedenkt zelf wat het tegenovergestelde is. 
  4. Zoek het beste citaat in de tekst. 

Slide 68 - Slide

Jouw antwoord op vraag 28:

Slide 69 - Open question

Antwoord vraag 28

Slide 70 - Slide

Maak vraag 29 (blz. 8)
Let op je aanpak! 
Wat voor vraag is het?
Hoe ga je te werk? 

Slide 71 - Slide

Aanpak vraag 29 
  1. Over welke teksten gaat de vraag?
  2. Zoek de negatieve gevolgen door leesronde 2 te herhalen. 
  3. Streep alle negatieve gevolgen aan. 
  4. Welke gevolgen komen op hetzelfde neer?
  5. Schrijf je antwoord op. Gebruik zoveel mogelijk de woorden van de tekst.  

Slide 72 - Slide

Jouw antwoord op vraag 29:

Slide 73 - Open question

Antwoord vraag 29:

Slide 74 - Slide

Einde examentraining
  • Vragen? 
  • Extra oefenen 

Slide 75 - Slide