2.2 De outback in Australië

1 / 24
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

extensieve veeteelt is:


A
Veeteelt met veel vee per hectare.
B
Veeteelt met veel pluimvee per hectare.
C
Veeteelt met weinig vee per vierkante kilometer.
D
Veeteelt met weinig vee per hectare.

Slide 4 - Quiz

regentijd


A
Maandelijkse periode met veel neerslag in de tropen.
B
Jaarlijkse periode met veel neerslag in de savanne.
C
Jaarlijkse periode met veel neerslag in de tropen.
D
Jaarlijkse periode met weinig neerslag in de tropen.

Slide 5 - Quiz

bevolkingsdichtheid


A
Het maximaal aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2).
B
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante meter (inw/m2).
C
Het gemiddelde aantal per vierkante kilometer (inw/km2).
D
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2).

Slide 6 - Quiz

neerslag


A
Regen dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerkomt.
B
Regen, hagel, mist of sneeuw dat uit de dampkring op aarde neerkomt.
C
Water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerkomt.
D
Water dat in de vorm van bewolking uit de dampkring op aarde neerkomt.

Slide 7 - Quiz

bevolkingsspreiding


A
De verdeling van mensen over een land of gebied.
B
De verdeling van goederen en diensten verspreid over een land of gebied.
C
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2).
D
De mate waarin de bevolking in staat is de spagaat of de split te maken.

Slide 8 - Quiz

intensieve veeteelt


A
Veeteelt met weinig vee per hectare.
B
Veeteelt met veel vee per hectare.
C
Veeteelt met veel vee per vierkante kilometer.
D
Veeteelt met veel scharrelvee per hectare.

Slide 9 - Quiz

savanne


A
Landschap in de Afrika met lange grassen, afgewisseld met groepjes bomen en struiken.
B
Landschap in de Steppe met lange grassen, afgewisseld met groepjes bomen en struiken.
C
Landschap in de tropen met lange grassen, afgewisseld met groepjes bomen en struiken.
D
Landschap in de tropen waar veel neerslag valt in de regentijd en niet in de droge tijd.

Slide 10 - Quiz

tropen

A
Warme luchtstreek bij de evenaar tussen 23½° N.B. en 23½° Z.B.
B
Warme luchtstreek bij de evenaar tussen 10° N.B. en 10° Z.B.
C
Gematigde luchtstreek bij de eve-naar tussen 23½° N.B. en 23½° Z.B.
D
Warme luchtstreek bij de evenaar tussen 30° N.B. en 60° Z.B.

Slide 11 - Quiz

steppe:


A
Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes.
B
Vochtig gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes.
C
Gebied waar meer dan genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes.
D
Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van bomen en lage struikjes.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide