This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Reflecteren & Evalueren
Slide 1 - Slide
programma
herhaling van vorige week
kennis testen
reflecteren
evalueren
soorten reflectie methodes
Slide 2 - Slide
persoonlijke ruimte hoe zat dat?
wat is het verschil tussen reflecteren en evalueren?
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wat is reflecteren?
A
Kijken naar hoe iets is gegaan.
B
Kijken naar je eigen handelen.
C
Kijken naar of het doel is behaald.
D
Kijken naar of je een taak uitvoert.
Slide 5 - Quiz
Wat is evalueren?
A
Evalueren is kijken of je het doel/de taak hebt behaald en het resultaat hiervan beoordelen.
B
Evalueren is kijken hoe je hebt gehandeld en hoe de organisatie is verlopen.
C
Evalueren is kijken naar wat je een volgende keer anders en beter moet aanpakken.
D
Evalueren is kijken naar je eigen handelen en wat daarin een volgende keer anders kan.
Slide 6 - Quiz
Wat is feedback?
A
Feedback is tegen de ander zeggen hoe hij/zij functioneert, als diegene iets verkeerd doet.
B
Feedback is gevraagd of ongevraagd commentaar op iemands handelen geven.
C
Feedback is samen met de ander kijken naar hoe bijvoorbeeld een activiteit is verlopen.
D
Feedback is een ander beoordelen op hoe hij/zij zijn/haar werk doet.
Slide 7 - Quiz
Waar leren mensen het meest van?
A
Van alle feedback en kritiek, omdat je daarmee de ander altijd helpt om te weten wat wel en wat niet goed is
gegaan.
B
Van alles wat je tegen de ander zegt, omdat je daarmee de ander altijd helpt om te weten wat wel en wat niet goed
is gegaan.
C
Van negatieve feedback, omdat je hiermee aan de ander uitlegt wat hij/zij beter kan doen in de toekomst.
D
Van positieve feedback, omdat je hiermee de ander motiveert en stimuleert om in de toekomst hetzelfde gedrag te
laten zijn.
Slide 8 - Quiz
Waar staan de 4 G's voor bij het geven van effectieve feedback?
A
Gedrag, gevoel, gevolg, gewenst.
B
Gedrag, gevoel, gevolg, gedaan.
C
Gedrag, gevoel, gedaan, gewenst.
D
Gedrag, gevoel, gevaar, gewenst.
Slide 9 - Quiz
Bij evalueren gaat het niet om?
A
Het beoordelen van de resultaten van acties.
B
Het kijken naar de eventuele storende factoren die een rol hebben gespeeld.
C
Conclusies trekken voor de werkwijze in soortgelijke situaties.
D
Het kijken naar het effect van je eigen handelen in een bepaalde situatie.
Slide 10 - Quiz
Waarom is het belangrijk om te kunnen reflecteren?
A
Reflecteren helpt je om een fout niet nog een keer te maken.
B
Reflecteren helpt je om je meer open te stellen naar anderen.
C
Reflecteren draagt bij aan het ontwikkelen van je zelfbeeld en houding.
D
Reflecteren draagt bij aan het beter kunnen doen van je werk als pedagogisch medewerker.
Slide 11 - Quiz
Wanneer spreken we van feedback op inhoudsniveau?
A
Bij feedback op inhoudsniveau gaat het over hoe de inhoud van de boodschap ontvangen moet worden.
B
Bij feedback op inhoudsniveau gaat het over de inhoud van de taak en het handelen.
C
Bij feedback op inhoudsniveau gaat het over het gedrag van de ander en de manier hoe iets gezegd wordt.
D
Bij feedback op inhoudsniveau gaat het over de inhoud van de informatie, over wat er gezegd wordt.
Slide 12 - Quiz
Wanneer spreken we van feedback op betrekkingsniveau?
A
Bij feedback op betrekkingsniveau gaat het over hoe de inhoud van de boodschap ontvangen moet worden.
B
Bij feedback op betrekkingsniveau gaat het over de relatie tussen zender en ontvanger.
C
Bij feedback op betrekkingsniveau gaat het over het gedrag van de ander en de manier hoe iets gezegd wordt.
D
Bij feedback op betrekkingsniveau gaat het over de inhoud van de informatie, over wat er gezegd wordt.
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Video
definitie: Reflecteren
Het terugkijken op je eigen handelen en het effect daarvan in een bepaalde situatie.
Slide 15 - Slide
Reflecteren = leren over jezelf
Terugblikken op je eigen handelen en ervaringen
Daarover nadenken
Nieuwe keuzes maken of niet
Slide 16 - Slide
Van een afstand kijk je naar
wat je deed
wat je vertelde
wat je vond
wat je dacht
wat je voelde
Slide 17 - Slide
Reflecteren doe je zo
je gaat in gedachten terug naar de situatie
je herhaalt de situatie in je hoofd
je kijkt er van een afstand naar - een helikopterview
Slide 18 - Slide
Doorlopend proces
Je bent dus nooit klaar met reflecteren!
Door het nu regelmatig bewust te doen, zul je merken dat het op een gegeven moment vanzelf gaat bij alles wat je doet.
Een reflectieverslag is een momentopname.
Slide 19 - Slide
Doel van reflectie
Bewust bekwaam handelen: weten wat je doet, hoe je het doet, waarom je het doet en wat de gevolgen van je handelen zijn.
Slide 20 - Slide
Evaluatie
Bij evalueren kijk je of een doel en/of taak behaald is en beoordeel je de resultaten van je acties/handelingen.
Bij evalueren gaat het om:
beoordelen van de resultaten van acties;
kijken naar de eventuele storende factoren die een rol hebben gespeeld;
conclusies trekken voor de werkwijze in soortgelijke situaties.
Slide 21 - Slide
Twee niveaus van evaluatie
Productevaluatie
Is het doel behaald?
Procesevaluatie
Op welke manier is het doel behaald?
Slide 22 - Slide
Criteria product
Resultaat
Welke eisen zijn er?
Welke eisen stel jezelf/de cliënt
Criteria proces
Sfeer in de groep
Tevredenheid
Samenwerking
Inzet
Slide 23 - Slide
Manieren van evalueren
Evaluatiegesprek
Individueel
Evaluatieformulier of vragenlijst
Observeren
evaluatieverslag
Slide 24 - Slide
Stappen van evaluatie
Bedenk wanneer je gaat evalueren
Bedenk wat je gaat evalueren
Bedenk hoe je gaat evalueren
Voer de evaluatie uit
Werk de resultaten uit
Geef gevolg aan de resultaten
Slide 25 - Slide
Pauze
Slide 26 - Slide
Reflectie methoden
Korthagen
Reflectietrap
ABCD
5G schema
STRAK
STARR
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Video
Reflecteren met de reflectietrap
Je leren wordt doelgericht: Door te reflecteren ga je nadenken over je eigen handelenen bewust zoeken naar oplossingen voor problemen die je tegenkomt.
Slide 29 - Slide
1
2
3
4
5
Slide 30 - Slide
ABCD
Methode
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
STRAK-Methode
Waar staan de letters voor?
Aanpak Hoe heb je dat aangepakt in die situatie?
Keuzes welke keuzes heb je gemaakt en waarom?
Taak Wat is jouw taak? Wat is jouw doel? Wat is jouw rol of verantwoordelijkheid?
Resultaat Wat is het resultaat van jouw handelen?
Situatie Vertel kort de situatie waarin je succesvol bent geweest
Slide 33 - Slide
Waar staan de letters voor?
Situatie
Vertel kort de situatie waarin je succesvol bent geweest
Taak Wat is jouw taak? Wat is jouw doel?
Wat is jouw rol of verantwoordelijkheid?
Resultaat Wat is het resultaat van jouw handelen?
Aanpak Hoe heb je dat aangepakt in die situatie?
Keuzes
welke keuzes heb je gemaakt en waarom?
Slide 34 - Slide
STARR
Methode
Slide 35 - Slide
Wat is de belangrijkste reden om te evalueren?
A
Om objectief te kunnen beslissen of een resultaat voldoende is of niet.
B
Om conclusies te kunnen trekken voor een volgende keer.
C
Om vast te leggen wat er fout ging tijdens een proces.
D
Om vast te leggen waardoor of door wie fouten tijdens het proces zijn ontstaan.
Slide 36 - Quiz
In welke situatie heeft evalueren geen zin?
A
Als de activiteit eenmalig was.
B
Als het plan niet door jou is gemaakt.
C
Als je de conclusies niet gebruikt.
D
Alle drie situaties
Slide 37 - Quiz
Waar kun je een evaluatie voor gebruiken?
Slide 38 - Open question
Op welke twee niveaus kun je evalueren?
Slide 39 - Open question
Welke evaluatiemethode is het meest geschikt om na te gaan of de afgesproken handelingen op de juiste manier worden uitgevoerd?