Herhaling Lezen H456

Leerdoelen lezen hoofdstuk 4


Leerdoelen 
-Ik kan onderscheid maken tussen standpunten en argumenten
-Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Leerdoelen lezen hoofdstuk 4


Leerdoelen 
-Ik kan onderscheid maken tussen standpunten en argumenten
-Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden

Slide 1 - Slide

FEIT

- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is

- Een feit kun je controleren


Voorbeeld van een feit:

De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 

€50,00 kleedgeld per maand.

Je kunt controleren of dit waar is door in de krant te kijken of het op internet op te zoeken.

Slide 2 - Slide

MENING (STANDPUNT)

- Wat iemand ergens van vindt

Het is niet controleerbaar

-Je kunt het eens of oneens zijn

Voorbeeld van een mening:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 3 - Slide

ARGUMENT

- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.

- Je herkent een agument aan signaalwoorden als:

want, namelijk, omdat



Voorbeeld van een argument:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 4 - Slide

Signaalwoorden
Je herkent een mening aan:
- Ik vind dat...
- Zij vindt dat...
- Ik ben van mening...
Je herkent een argument aan:
- Ik vind dit, omdat...
- Zij vindt zus, want...

Slide 5 - Slide

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind 'IT' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 6 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 7 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 8 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quiz

Deze vraag heb ik nog over Lezen hoofdstuk 4:

Slide 11 - Open question

Leerdoel Lezen hoofdstuk 5


- Ik kan kritisch lezen om te beoordelen of een tekst 
objectief en betrouwbaar is.

Slide 12 - Slide

Wat doe je als je een tekst kritisch leest?
A
Je bekijkt de tekst en leest de eerste alinea
B
Je leest de eerste en de laatste zin van de alinea's
C
Je leest de tekst van het begin tot aan het eind goed door
D
Je leest de tekst en beoordeelt of de informatie juist en betrouwbaar is

Slide 13 - Quiz

De betrouwbaarheid van een artikel nagaan
A
Verkennend lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Kritisch lezen
D
Studerend lezen

Slide 14 - Quiz

Je wil de tekst helemaal begrijpen. Welke leesmanier gebruik je?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Precies lezen
D
Kritisch lezen

Slide 15 - Quiz

0

Slide 16 - Video

Zet de volgende bronnen op volgorde van betrouwbaarheid. 
Van minst betrouwbaar naar betrouwbaarst.
1
3
4
5

Slide 17 - Drag question

Waar moet je op letten als je de betrouwbaarheid van informatie wilt controleren? 
Betrouwbaarheid

Slide 18 - Mind map

Stel bij het kritisch lezen van een tekst het volgende vast:

  • Is de auteur deskundig en onpartijdig? Geeft de tekst informatie over bijvoorbeeld zijn opleiding of zijn beroep?
  • Wat is de bron van de tekst? Met andere woorden: waar(in) is de tekst gepubliceerd?
  • Zijn de mensen die geïnterviewd worden, betrouwbaar en deskundig? Komen er voor- én tegenstanders aan het woord?
  • Is de informatie in de tekst niet verouderd / nog actueel?
  • Klopt het wat de auteur zegt? Laat hij geen belangrijke dingen weg?
  • Gebruikt de auteur sterke argumenten of kun je er makkelijk iets tegen inbrengen?





Slide 19 - Slide

Deze vraag heb ik nog over Lezen hoofdstuk 5

Slide 20 - Open question

Leerdoel Lezen hoofdstuk 6

- Ik kan aan een tekst zien voor welk publiek hij bedoeld is.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide


Lees de tekstjes hier links. Welke bron is geschikt voor een kind uit groep 6?

Bron 1 en  2 
Alleen bron 2
Geen van beide bronnen.
Alleen bron 1 .

Slide 23 - Drag question

Deze vraag heb ik nog over Lezen hoofdstuk 6:

Slide 24 - Open question

En nu...
Extra oefenen:
- trainen
- extra opdrachten

In de week van 28 mei: toets Lezen hoofdstuk 4, 5, 6
Leren: theorie Lezen hoofdstuk 4, 5, 6
Oefenen: trainen en extra opdrachten in de online methode

Slide 25 - Slide