Personal answer, for example: the text is about something on the street, in a city.
freerunning
Eigen antwoord. Hier moet staan wat je zelf al van het onderwerp 'freerunning' weet en wat je weet na het lezen van de eerste paragraaf (dat het gaat om sporten / bewegen in een stad).
Slide 13 - Slide
Lesson 1: Reading
Read: Freerunning,page 10,Workbook A
Do: Exercise 3a, page 11, Workbook A
Slide 14 - Slide
twee rondjes rennen
op een muur klimmen
een warming up
rekoefeningen
Slide 15 - Drag question
Lesson 1: Reading
Do: Exercise 3b+c, page 11+12, Workbook A
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Exercise 3b
c. De schrijver vindt het erg leuk. De schrijver vindt het interessant om Melbourne op een andere manier te zien.
Slide 18 - Slide
Lesson 1: Reading
Read: Freerunning, page 10,Workbook A
Do: Exercise 4, page 12, Workbook A
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Exercise 4
Begin met lage hindernissen, zoals eenvoudige sprongen over lage leuningen en bankjes.
Begin in een stad die je goed kent, bijvoorbeeld in de stad waar je woont.
Doe niet snel te veel.
Slide 21 - Slide
Lesson 1: Reading
Do: Exercise 5, page 12, Workbook A
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Exercise 5
A
B
C
A
C
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Vocabulary 1.1
Slide 26 - Slide
Lesson 1: Reading
Study: vocabulary 1.1, page 13,Workbook A
Do: Exercise 6+7, page 13, Workbook A
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Exercise 6
lap
still
Certainly
beginner
low
completely
part
lane
after all
instead
Slide 29 - Slide
Exercise 7
fence
slide
railing
by heart
theatre
trick
shake
start
be able to
Slide 30 - Slide
one/ones
Slide 31 - Slide
One/ones
Gebruik:
Je gebruikt one of ones als vervanging van een zelfstandig naamwoord, als je weet waar het over gaat (je hoef het dus niet meer te herhalen)
Vorm:
One gebruik je bij enkelvoud
Ones gebruik je bij meervoud
Slide 32 - Slide
One/ones
Voorbeelden:
I've got a new bike, my old one was stolen.
Those cakes look delicious, can I have one?
Those boys are the ones that helped me.
These new iPads are better than the old ones.
Slide 33 - Slide
Welk cijfer geef jij deze uitleg?
Slide 34 - Poll
Join
Slide 35 - Slide
Lesson 1: Reading
Study: one/ones, page 14,workbook A or screenshots
Do: Exercise 8+9, page 14, workbook A
Onderstreep waar one/ones naar verwijst!
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
Exercise 8
one (new bike)
one (wall)
ones (biscuits)
one (his best trick)
ones (children)
ones (houses)
Slide 38 - Slide
Exercise 9
Max asks me to jump over some fences, really high ones.
Try a difficult trick, like the one where you slide down a railing.
This is a nice shop, but that one is nice too.
What sort of movies do you like? ‒ I like exciting ones.
My cousin is a freerunner, a very famous one.
This beginner is better at climbing walls than that one.
Do you see those children over there? I mean the ones with the skateboards.
I've got a chicken sandwich and a cheese sandwich. Which one do you want?
Slide 39 - Slide
Slide 40 - Slide
Welk cijfer geef jij jezelf voor vandaag?
Slide 41 - Poll
Watch:
- Video: present continuous (link in Magister)
Study:
- Vocabulary 1.1, page 133, Workbook A or screenshot