Oefen toets: Thema 3 Ordening

Deze les
  1. oefentoets (klassikaal)
  2. nakijken opdrachten werkboek
  3. extra opdracht (Natuurlab)
  4. tijd voor vragen en extra uitleg
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Deze les
  1. oefentoets (klassikaal)
  2. nakijken opdrachten werkboek
  3. extra opdracht (Natuurlab)
  4. tijd voor vragen en extra uitleg

Slide 1 - Slide

Ordening

Slide 2 - Slide

Welke celkenmerken komen voor bij de cellen van een dier?
A
Celwand en celkern
B
Bladgroenkorrels, celwand en celkern
C
Celwand
D
Celkern

Slide 3 - Quiz

Welke celkenmerken komen voor bij de cellen van een plant?
A
Celwand en bladgroenkorrels
B
Celwand, celkern en bladgroenkorrels
C
Celkern en bladgroenkorrels
D
Celwand en celkern

Slide 4 - Quiz

Een lijger komt voor wanneer een tijger en een leeuw samen voortplanten. Lijgers zijn onvruchtbaar.
Horen tijgers en leeuwen tot dezelfde soort?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Zijn bacteriën ééncellige of meercellige organismen?
A
Eencellig
B
Meercellig
C
Eencellig en meercellig komen beide voor

Slide 6 - Quiz

Bacteriën en schimmels breken dode resten van organismen af, hierbij ontstaan voedingsstoffen voor planten.
Hoe noemen we bacteriën en schimmels daarom ook wel?
A
Reducenten
B
Consumenten
C
Producenten

Slide 7 - Quiz

Hiernaast zie je een kever.
Welk type skelet heeft een kever?
A
Inwendig
B
Uitwendig
C
Geen skelet

Slide 8 - Quiz

Een kwal heeft geen skelet, is veelzijdig symmetrisch en leeft in het water. Bij welke stam van de dieren hoort een kwal?
A
Sponzen
B
Holtedieren
C
Stekelhuidigen
D
Wormen

Slide 9 - Quiz

Hiernaast zie je organismen? Welke klasse van de gewervelden hebben zij en aan welke kenmerken zie je dit? Noem er 2.

Slide 10 - Open question

Tot welke klasse hoort het organisme dat hiernaast staat weergegeven?
A
Holtedieren
B
Sponzen
C
Geleedpotigen
D
Gewervelden

Slide 11 - Quiz

Hiernaast zie je een naaldboom, tot welke afdeling van de planten behoort die?
A
Wieren
B
Zaadplanten
C
Sporenplanten

Slide 12 - Quiz

Het vogelbekdier is lastig in te delen. Het heeft eigenschappen van verschillende klassen.
Welk kenmerk van de zoogdieren zie je bij het vogelbekdier?
A
Snavel
B
Klauwen
C
Haren

Slide 13 - Quiz

Bacteriën planten zich voort door deling. Pak je rekenmachine en voer de volgende opdracht uit.
Een bacteriesoort deelt zich iedere 15 minuten.
Hoeveel bacteriën heb je na 1 uur uit 1 bacterie?
A
4
B
16
C
32
D
64

Slide 14 - Quiz

Bij welke afdeling van de planten liggen er sporenhoopjes aan de onderkant van bladeren?
A
Mossen
B
Paardenstaarten
C
Varens
D
Zaadplanten

Slide 15 - Quiz

Hiernaast zie je een appelboom. Tot welke klasse van de planten behoort deze?
A
Naaktzadigen
B
Bedektzadigen

Slide 16 - Quiz

Noem 1 voedingsmiddel waarbij schimmels gebruikt worden om het te maken.

Slide 17 - Open question

Slakken en mossels hebben een uitwendig skelet in de vorm van een huisje of schelp. Ze zijn tweezijdig symmetrisch.

Tot welke klasse horen deze organismen?
A
Wormen
B
Weekdieren
C
Sponzen
D
Geleedpotigen

Slide 18 - Quiz

Een pissebed heeft 14 poten. Tot welke klasse van de geleedpotigen behoort de pissebed?
A
Duizendpoten
B
Kreeftachtigen
C
Spinachtigen
D
Insecten

Slide 19 - Quiz

Spinnen horen niet bij de insecten aan welk kenmerk kun je dit zien?

Slide 20 - Open question

Kreeftachtigen
Reptielen
Stekelhuidigen
Weekdieren

Slide 21 - Drag question

Dieren zijn op meerdere manieren in twee ongeveer gelijke helften te verdelen.
Hoe noemen we dat?
A
Eenzijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet symmetrisch

Slide 22 - Quiz

Een krokodil is:
A
Niet symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Tweezijdig symmetrisch

Slide 23 - Quiz

Longen
Kieuwen
Huid & Longen
Tracheeën

Slide 24 - Drag question

Kenmerken van vissen zijn:
A
Eieren zonder schaal, kieuwen, warmbloedig
B
Kieuwen, koudbloedig, geen huidbedekking
C
Koudbloedig, kieuwen, eieren zonder schaal
D
Koudbloedig, kieuwen, eieren met kalkschaal

Slide 25 - Quiz

Koudbloedig wil zeggen ....
A
dat het dier tegen koude kan
B
dat de lichaamstemperatuur zich aanpast aan de omgeving
C
dat het dier koud bloed heeft
D
dat het dier zijn lichaamstemperatuur hetzelfde houdt

Slide 26 - Quiz

Een ander woord voor metamorfose is...
A
fotosynthese
B
ontwikkelen
C
gedaanteverandering
D
verkleden

Slide 27 - Quiz

De wervelkolom beschermt ...
A
de hersenen
B
de longen
C
het beenmerg
D
het ruggenmerg

Slide 28 - Quiz

Hiernaast zie je een kikker, deze hoort tot de klasse van de amfibiën.
Hoe ademen de kikkervisjes?
A
Longen en huid
B
Via de huid
C
Kieuwen
D
Kieuwen en huid

Slide 29 - Quiz