Bepaling van tijd: wanneer
onderwerp: ik, jij, hij, wij, Marie, Pierre, La mère de Pierre, Madame Otten, etc.
hele gezegde: alle werkwoorden achter elkaar. Meestal maar 1 werkwoord.
(lijdend vw): Wie of wat + gezegde + onderwerp
(meew vw): aan/voor wie/wat?
bepaling van plaats: waar?
Bijv Hier j’ai donné un cadeau à ma mère à Leeuwarden