Bron H frans hfst 5 - klas 1

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

wat betekent 'aller'?

1. hebben
2. zijn
3. gaan
4. doen

het werkwoord 'aller' (gaan).

je vais - ik ga

tu vas - jij gaat

il/elle va - hij/zij gaat

on va - we gaan / men gaat

nous allons - wij gaan

vouz allez - jullie gaan/ u gaat

ils/elles vont - zij gaan

le futur proche = nabije toekomende tijd

Als je in het Frans wilt zeggen dat iets nog moet gebeuren, gebruik je een vorm van het werkwoord 'aller' (gaan), gevolgd door een heel werkwoord. Dus:
Futur proche = vorm van gaan + heel werkwoord (= infinitif)
Vb. jij gaat eten
Hij gaat leren

le futur proche = nabije toekomende tijd

In Frans:
Je vais regarder ...
Tu vas donner un cadeau.
Il va arriver tard à l’école.
Elle va acheter un nouveau pull.
Nous allons avoir un contrôle de maths.
Vous allez être …
Ils vont écouter …

wat betekent 'aller'?

1. gaan
2. zijn
3. doen
4. hebben

Hoe vertaal je: 'u gaat'?

1. vous êtes
2. vous avez
3. vous allez
4. vous alez

Hoe vertaal je: 'jij gaat'?

1. tu vas
2. tu es
3. tu as
4. tu alles

Hoe vertaal je: 'wij gaan'?

1. nous allons
2. nous avez
3. nous alons
4. nous sommes

Welke vorm van 'le futur proche' is correct uitgevoerd?

1. Je vais trouve un stylo.
2. Je vais un stylo trouve.
3. Je vais trouver un stylo.
4. Je vais un stylo trouver.

Welke vorm van 'le futur proche' is correct uitgevoerd?

1. Je ne vais trouver pas de stylo.
2. Je ne vais pas trouver de stylo.
3. Je vais ne trouver pas de stylo.
4. Ne je vais trouver pas de stylo.

Aller

Let op:

Je vais = ik ga  (Dit is nu, meteen).
Je vais aller = ik ga gaan ⇒ ik zal gaan (Dit is nog net niet nu, maar wel heel snel in de nabije toekomst).