This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hoofdstuk 5
Werkt dat zo?
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
Huiswerk bespreken
Uitleg over de rest van paragraaf 5.4
Werken aan huiswerk (opdracht 43 tm 49)
Als we tijd over hebben Kahoot over paragraaf 5.4
Slide 2 - Slide
Aan het einde van deze les..
Weten we welke soorten werkloosheid er zijn;
Kunnen we de verschillende soorten werkloosheid van elkaar onderscheiden.
Slide 3 - Slide
Opdracht 37
Bijvoorbeeld:
- minder zakgeld
- minder op vakantie of minder ver
- helpen met het geld van je bijbaantje in huis
Slide 4 - Slide
Opdracht 38
- Financiële gevolgen: na langere tijd kun je bepaalde grote uitgaven niet langer uitstel-len, je spaargeld raakt op, je kunt met minder inkomen niet zo makkelijk lenen.
- Niet-financiële gevolgen: je hebt niet veel te doen, je hebt steeds minder contact met mensen om je heen, je kunt het gevoel krijgen dat je er niet bij hoort, je raakt je zelf-vertrouwen kwijt.
Slide 5 - Slide
Opdracht 39
a. Ongeveer 630.000 werklozen.
b. Van ongeveer 310.000 naar ongeveer 630.000 is een verdubbeling. De stijging is dus ongeveer 100%.
c. Van ongeveer 8.000.000 naar ongeveer 7.700.000 = ongeveer 300.000 banen minder.
Slide 6 - Slide
Opdracht 40
a. Ja, je voldoet aan alle voorwaarden.
b. 75% van € 1.706 = 0,75 x € 1.706 = € 1.279,50
of
€ 1.706 / 100 X 75 = € 1.279,50
c 70% van € 1.706 = 0,7 x € 1.706 = € 1.194,20
of
€ 1.706 / 100 X 70 = € 1.194,20
d Waarschijnlijk maar 3 maanden, want je hebt pas 1 jaar gewerkt. (Als je eerder werk vindt, houdt je uitkering natuurlijk eerder op.)
Slide 7 - Slide
Opdracht 41
a Ja, want zij heeft geen baan, maar wil wel werken en ze is ook beschikbaar om te werken.
b Omdat zij in de afgelopen jaren niet gewerkt heeft.
c Als Larissa is ingeschreven bij het UWV is haar kans op een baan groter.
Als vermindering van de koopkracht leidt tot een daling van de vraag naar goederen en diensten, ontstaat er conjuncturele werkloosheid.
Slide 11 - Slide
Structurele werkloosheid
Deze werkloosheid wordt veroorzaakt door veranderingen aan de aanbodkant van de economie. Is dit het geval, dan spreek je van structurele werkloosheid.
Voorbeelden?
Bijvoorbeeld door technologie, verplaatsen van productie of als de werkzoekenden niet de geschikte opleiding hebben voor de banen die er op dat moment zijn.
Slide 12 - Slide
Frictiewerkloosheid
Als je van school af komt of je bent ontslagen, dan heb je tijd nodig om te solliciteren naar een nieuwe baan. Dit noem je frictiewerkloosheid.
Slide 13 - Slide
Seizoenwerkloosheid
Bepaald werk kun je alleen in een bepaald deel van het jaar doen. De rest van het jaar ben je dan werkloos. Dit noem je seizoenwerkloosheid.
Voorbeelden hiervan zijn: een ijszaak, toerisme (zomer) of oogstwerk in de land- en tuinbouw
Slide 14 - Slide
Regionale werkloosheid
In sommige gebieden is er meer werkloosheid dan gemiddeld in een land. Dit noem je dan regionale werkloosheid.
Slide 15 - Slide
Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenwerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
frictie werkloosheid
Slide 16 - Quiz
Wanneer het werk wordt overgenomen door een machine is dit ...
A
structurele werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
frictie werkloosheid
D
regionale werkloosheid
Slide 17 - Quiz
Hoe noemen we de toenemende werkloosheid door de Coronacrisis?
A
structurele werkloosheid
B
frictiewerkloosheid
C
seizoenwerkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid
Slide 18 - Quiz
Van welk soort werkloosheid is sprake? "De ijswinkel in de winter"
A
frictie werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenwerkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid
Slide 19 - Quiz
Werkloosheid die ontstaat omdat bedrijven hun fabrieken verplaatsen naar China.
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
frictiewerkloosheid
D
regionale werkloosheid
Slide 20 - Quiz
een strandtent gaat failliet. wat voor werkloosheid is dat?
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenwerkloosheid
D
frictiewerkloosheid
Slide 21 - Quiz
In sommige gebieden van Nederland ligt de werkloosheid ver boven het gemiddelde. Wat voor soort werkloosheid is dat?
A
conjuncturele werkloosheid
B
seizoenwerkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
structurele werkloosheid
Slide 22 - Quiz
timer
10:00
Werken aan huiswerk (opdracht 43 tm 49)
Slide 23 - Slide
KAHOOT
Slide 24 - Slide
Hebben we de lesdoelen behaald?
We weten welke soorten werkloosheid er zijn;
We kunnen we de verschillende soorten werkloosheid van elkaar onderscheiden.