Nederlands-keuzelessen-woordraadstrategieën

woordraadstrategieën
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

woordraadstrategieën

Slide 1 - Slide

Woordraadstrategieën
Er zijn zeven woordraadstrategieën waarmee je de betekenis van een onbekend woord uit de tekst kunt afleiden. 

Ken je ze alle zeven? 


timer
0:45

Slide 2 - Slide

De zeven woordraadstrategieën

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Schooltaalwoorden en woorden uit de media
Noteer de betekenis van het onderstreepte woord in elke zin. 
1. Iedereen moet een steentje bijdragen voor het kerstfeest. 
2. Hij garandeert dat hij morgenochtend op tijd zal zijn. 
3. De bezorgers zullen de kast bij levering ook direct monteren
timer
1:00

Slide 5 - Slide

Schooltaalwoorden en woorden uit de media - antwoorden
1. een steentje bijdragen = meehelpen  
2. garanderen = beloven dat iets zeker of goed is
3. monteren = in elkaar zetten

Slide 6 - Slide

Schooltaalwoorden en woorden uit de media
Schrijf een tekst van maximaal 50 woorden waarin je de onderstaande woorden betekenisvol gebruikt. De vorm mag je aanpassen, zodat het woord beter in de zin past.

verwerven - perceel - overvloedig


Betekenisvol = Uit de tekst moet blijken wat de betekenis van de woorden is. 


timer
3:00

Slide 7 - Slide

Schooltaalwoorden en woorden uit de media - antwoord
Voorbeeldantwoord
Door de overvloedige regenval van de laatste tijd liep het perceel dat hij onlangs verwierf, volledig onder water. 

verwerven = in bezit krijgen
perceel = stuk grond
overvloedig = in grote hoeveelheden



Slide 8 - Slide

Homoniemen 

Woorden die je precies hetzelfde schrijft en die dus ook hetzelfde klinken, maar die een andere betekenis hebben. 

Slide 9 - Slide


Lees de zin en kies de juiste betekenis van het homoniem. 
Zou jij even de tafel willen dekken
  
A
iemand tegen een aanval beschermen
B
vergoeden van kosten
C
ergens mee bedekken

Slide 10 - Quiz

Homoniemen
Lees de twee homoniemen hieronder. Schrijf met elk homoniem een verhaaltje van minimaal drie zinnen waaruit de twee betekenissen van het woord blijkt. 

1.  schermen
2.  mat

timer
3:00

Slide 11 - Slide

Homoniemen - antwoorden

1. De zon scheen zo fel in de gymzaal maar het scherm was kapot. Hierdoor raakte de schermer verblind. Vervolgens stak hij tijdens een potje schermen zijn concurrent neer die gewond afgevoerd moest worden. 
2. De voetballers waren vermoeid door het lange seizoen. Ze legden een matte wedstrijd op de mat neer. Het was niet om aan te zien!

Slide 12 - Slide

Homofonen
Twee woorden die hetzelfde klinken, 
maar die je verschillend schrijft en die een verschillende betekenis hebben.
  • steak = stuk vlees
  • steek = van het werkwoord steken of bijvoorbeeld 'een steek in je zij hebben' of 'een steek op hebben' (met carnaval).






Slide 13 - Slide


Lees de zin en kies de juiste schrijfwijze van het homofoon
De mannen stroopten hun ............ op om de piano op te tillen. 
  
A
mauwen
B
mouwen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide