Unité 5 quiz

Unité 5 quiz
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Unité 5 quiz

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
voyons
voient
voit
vois
vois
voyez

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Welke ww horen bij de lichaamsdelen?
Parler
Sentir
Regarder
Entendre
Marcher
Puer

Slide 3 - Drag question

Geef leerlingen een beurt om het goede lichaamsdeel naar de juiste Engelse naam te slepen of laat ze op hun eigen apparaat meedoen.
Je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
sommes
sont
es
est
suis
êtes

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Nous allons à la ..... (strand)
A
la place
B
le sable
C
la plage
D
la mer

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

très bien
ce n'est pas correct
pas mal
parfait

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

KIES HET MEEST LOGISCHE ANTWOORD

À 23h00 .....
A
il fait nuit.
B
il fait jour.
C
Madame enseigne la classe.
D
on part.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Ik zie
A
Je vois
B
Je voit
C
Je voie
D
Je voi

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hij ziet
A
Il vois
B
Il voit
C
Il voie
D
Il voist

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Jullie zien/u ziet
A
Vous voiez
B
Nous voirez
C
Vous voyez
D
Vous voyiez

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

jij hebt gezien
A
j'ai voiré
B
tu as vu
C
j'ai vu
D
je suis vu

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'voir' met het onderwerp
ai vu
as vu
a vu
avons vu
avez vu
ont vu

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van 'voir' in de passé composé ?
A
Tu es vu le journal ?
B
Tu a vu le journal ?
C
Tu ai vu le journal ?
D
Tu as vu le journal ?

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

aller voir quelqu'un
A
iemand spreken
B
bij iemand op bezoek gaan
C
iemand leuk vinden
D
iemand die bij jou op bezoek komt

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

hij heeft gezien

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

ik heb gezien

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

wij zien=

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

une activité sportive
une activité tranquille
une activité dangereuse
une activite aventureuse
een sportieve activiteit
een rustige activiteit
een gevaarlijke activiteit
een avontuurlijke activiteit

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

vul het rijtje aan:
le nord, l'est, le sud ....

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Enkelvoud
meervoud
mannelijk
vrouwelijk
ce 
cette
ces
ces

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Élèves
garçon
Maison
Enfant
Ce
Cette
Cet
Ces

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Wat betekent: Ça vaut le détour ?
A
We gaan terug naar huis
B
Het is niet de moeite waard
C
Het is de moeite van het omrijden waard
D
Er is een wegomleiding

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is 'la capitale de la France' ?
A
Bordeaux
B
Paris
C
Nice
D
Marseille

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet dit monument in Parijs?
A
La Tour Eiffel
B
Le Louvre
C
La pyramide en verre
D
Les Champs Elysées

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste vervoeging van het werkwoord voir bij 'vous' ?
A
Vous voiez
B
Vous voillez
C
Vous voyons
D
Vous voyez

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Zet de letters van dit monument in de juiste volgorde en kies het juiste antwoord: oLruLvee
A
La Voile
B
Le Voyeur
C
Le Louvre
D
Le Four

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Welk aanwijzend voornaamwoord hoort bij dit zelfstandig naamwoord:
l'hôtel
A
Cette
B
Ces
C
Ce
D
Cet

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je:
Op de zesde plaats
in het Frans? En ...

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Hoe zeg je in het Frans:
Ik weet zeker dat je het leuk gaat vinden
A
Je sais que tu vas en vacances
B
Je suis sûr que tu vas aimer
C
Je ne suis pas un touriste
D
Je sais bien parler anglais

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van 'voir' in de passé composé ?
A
Tu es vu le journal ?
B
Tu a vu le journal ?
C
Tu ai vu le journal ?
D
Tu as vu le journal ?

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

La Guadeloupe fait partie des Antilles , au nord de l'Amérique du sud.
Waar ligt Guadeloupe?
A
In het zuiden van Noord-Amerika
B
In het zuiden van Zuid-Amerika
C
In het noorden van Zuid-Amerika
D
In het noorden van Noord-Amerika

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Welke aanwijzend voornaamwoord zet je voor ....... plage?
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste vertaling van 'jij ziet' ?
A
Tu voi
B
Tu voient
C
Tu voit
D
Tu vois

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Geef de juiste vertaling van deze zin:
La journée est passée trop vite !
A
De dag duurt veel te lang!
B
De dag is te snel voorbij gegaan!
C
De dag is nog niet voorbij!
D
De dag is veel te kort!

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet dit
schilderij
in het Frans?
A
Le Jeu Vidéo
B
La Vieille Dame
C
La Joconde
D
Le Louvre

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions