Te + infinitief

Te + infinitief
Ik kan uitzoeken en uitleggen wanneer ik 'te' bij een infinitief moet schrijven
Ik kan zelf zinnen maken waarin ik 'te' bij een infinitief gebruik
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Te + infinitief
Ik kan uitzoeken en uitleggen wanneer ik 'te' bij een infinitief moet schrijven
Ik kan zelf zinnen maken waarin ik 'te' bij een infinitief gebruik

Slide 1 - Slide

Voorbereiden
Opdracht: Werk in duo's. Bespreek eerst samen: in welke situaties gebruik je 'te' bij een infinitief? In welke situaties juist niet? Ga daarna online op onderzoek uit. Hebben jullie gelijk? Zijn er misschien nog meer situaties? Maak aantekeningen van de verschillende regels, zodat je ze straks uit kan leggen.
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Instructie
In de volgende situaties gebruik je 'te': 
  • Als je meer informatie geeft over een adjectief.
    Hij vindt het leuk om te koken.
  • Als je aangeeft dat iets langer duurt (een duratief).
    Aicha zit te computeren. (zitten te, staan te, liggen te, lopen te, ...) 
  • Als je een beknopte bijzin gebruikt in plaats van een dat-zin.
    Wij hopen volgend jaar naar Amerika te gaan.
  • Als je een doel benoemt (gecombineerd met om).
    Ik ga vroeg naar bed om goed uit te rusten.
  • In constructies met door, zonder, na, voor, in plaats van
    Mick liep de straat op zonder uit te kijken.

Slide 3 - Slide

Instructie
Er zijn ook werkwoorden die juist geen 'te' krijgen. Dat zijn de modale werkwoorden (willen, zullen, mogen, kunnen, moeten) en de werkwoorden blijven, gaan, laten, voelen. Bij hoeven kun je wel te gebruiken: Je hoeft niet te wachten.

  • Aimée en Lucy willen een wereldreis maken.
  • Kan je me even helpen?
  • Hij laat ons de boel opruimen.

Bron: grammaticavoornt2docenten.nl

Slide 4 - Slide

Instructie
Er zijn ook werkwoorden die soms met en soms zonder 'te' gebruikt worden. Vaak heeft het werkwoord dan verschillende betekenissen, maar dat hoeft niet. Het gaat bijvoorbeeld om de werkwoorden horen, zien, komen, zijn, vinden.

  • De yogales van vrijdag komt te vervallen. (komen betekent ‘het gaat gebeuren’)
  • Zij komen volgende week bij ons eten. (komen betekent ‘arriveren’)
  • Sara helpt Jasper opruimen.
  • Sara helpt Jasper de kamer op te ruimen.

Bron: grammaticavoornt2docenten.nl

Slide 5 - Slide

Oefenen
Opdracht: Loop door de school of ga naar buiten. Maak zoveel mogelijk, maar ten minste vijf foto's van situaties waarbij je 'te' moet of kan gebruiken. Typ zinnen bij de foto's. Probeer verschillende soorten zinnen te maken.

Stuur de foto's + zinnen naar Anouk (kijk op het bord voor het telefoonnummer). 
timer
20:00

Slide 6 - Slide

Oefenen
Opdracht: Kijk naar de foto op het bord. Kun je hierbij alleen een zin met 'te' of zonder 'te' maken of allebei? Schrijf één zin of twee zinnen, met of zonder 'te'. We beoordelen samen of de zinnen goed zijn. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide


Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide


Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide


Slide 13 - Open question


😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Slide 15 - Slide


Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide


Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide


Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide


Slide 22 - Open question


Slide 23 - Open question


Slide 24 - Open question