Chapter 1 H speaking Stones + I writing

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

H Speaking + I writing 

Wat weet je nog over de Present Simple?

Make notes please - 3.4 - the Present Simple

Theme words Personality

Annoying

Friendly

Funny

Happy

Lazy

Mean

Nice

Quiet

Relaxed

Serious

Shy

Smart

Present Simple = Tegenwoordige Tijd

ik fiets

jij loopt

hij eet

zij bevriest

het draagt

I cycle

you walk

he eatS

she freezES

it carrIES

SHIT

She

He

IT

bij He/She/IT 

werkwoord

werkwoord eindigend op S-klank

werkwoord eindigend op medeklinker Y

-S

-ES

-IES

-y -S of -IES?

Als een werkwoord eindigt op medeklinker -y

carry

study

hurry

cry

carrIES

studIES

hurrIES

crIES

Als een werkwoord eindigt op een klinker -y

play

buy

playS

buyS

pronunciation

Je spreekt de 's' en de 'es' na he, she en it in de tegenwoordige tijd op verschillende manieren uit. 

Tip!

Leg je hand op je keel en spreek het woord : seems uit. 

voel je iets trillen? Dan is het stemhebbend en spreken we het uit als een Z 

Geen geluid? 

Dan is het stemloos en spreken we het uit als een S

Persoonlijke voornaamwoorden

Je hebt persoonlijke voornaamwoorden voor mensen, dieren en dingen. 

Je gebruikt: i, you, she, it, we, you, en they voor het werkwoord.

Wat zijn vraagwoorden?

Vraagwoord	Betekenis	Verwijst naar?
What	Wat	Iets
Where	Waar	Plaats
When	Wanneer	Tijd
Who	Wie	Iemand
Which	Welke	Keuze
Why	Waarom	Reden/uitleg
How	Hoe	Manier

Oefeningen

Present simple
He ..... (to call)

1. call
2. calls

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.

1. start
2. starts

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.

1. wear
2. wears

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.

1. visit
2. visits

Eat

1. s
2. es
3. ies

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.

1. talk
2. talks

Drink

1. s
2. es
3. ies

jump

1. s
2. es
3. ies

Fly

1. s
2. es
3. ies

search

1. s
2. es
3. ies

cry

1. s
2. es
3. ies

run

1. s
2. es
3. ies

dance

1. s
2. es
3. ies

I get it ! (Ik snap het !)

1. I don’t get it :(
2. In between
3. Easy!

opdrachten 

maak opdracht 52, 55 t/m 58