This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij
Let op:
Doe mee met de LessonUp,
Check wat je moet doen deze week.
Houd je aan de planner!
Slide 1 - Slide
- Welkom
- Grammatica woordsoorten H5 - voegwoord
- Aan de slag
Doel:
- Je kent de woordsoorten die tot nu toe behandeld zijn
- Je benoemt alle soorten voegwoorden
- Je benoemt het verschil tussen een nevenschikkend en een onderschikkend voegwoord.
- In een zin kun je de voegwoorden benoemen.
Vandaag in de les:
Slide 2 - Slide
Maak zelf een zin waarin deze woordsoorten zitten:
onbepaald hoofdtelwoord, bijwoord
Slide 3 - Open question
Slide 4 - Poll
Een zin heeft nooit meer dan één persoonsvorm. deze uitspraak is:
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Een zin kan dus meerdere persoonsvormen bevatten. Een zin met één persoonsvorm noem je een:
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 6 - Quiz
Een zin met één persoonsvorm noem je een enkelvoudige zin. Een zin met meerdere persoonsvormen noem je een samengestelde zin. Welke zin is enkelvoudig?
A
Terwijl ik televisiekijk, eet ik een zak chips.
B
Waarom is Jantien zo van streek?
Slide 7 - Quiz
Welke zin is samengesteld?
A
Op een van de bordjes stond vermeld dat je niet op het gras mocht lopen.
B
Heb jij gisteren bij die boekenwinkel het nieuwe boek van Nadine Beijlo besteld?
Slide 8 - Quiz
Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.
Jij en ik
Ik wist niet zeker of dat wel goed was
Ik was te laat, hoewel ik op tijd van huis ging
Voegwoord
Slide 9 - Slide
Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.
Er zijn twee soorten voegwoorden:
Nevenschikkend = verbindt twee hoofdzinnen
- allebei de zinnen zijn even belangrijk en je kunt ze omwisselen (wel voegwoord dan vaak veranderen.)
Onderschikkend = verbindt hoofdzin en bijzin. - de ene zin legt de ander uit, of is een voorwaarde.
Voegwoord
Slide 10 - Slide
Maak een samengestelde zin: Ik zal de was aan de waslijn hangen. Het is droog.
Slide 11 - Open question
Maak een samengestelde zin: Ik wil graag boerenkool eten. Dat lust mijn broertje niet.
Slide 12 - Open question
Hoofdzinnen
In een hoofdzin staat de persoonsvorm altijd op de eerste of tweede plaats in de zin.
Samengestelde zinnen met alleen hoofdzinnen zijn met elkaar verbonden door nevenschikkende voegwoorden.
Klaas kan vanmiddag niet komen, wanthij moet op zijn zusje passen.
Slide 13 - Slide
Nevenschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden kunnen alleen twee hoofdzinnen met elkaar verbinden.
Er zijn vier nevenschikkende voegwoorden:
en - maar - want - of
Slide 14 - Slide
Bijzinnen
In een bijzin staat de persoonsvorm niet op de eerste op tweede plaats in de zin.
Bijzinnen kunnen alleen in de zin staan in combinatie met een hoofdzin.
Een bijzin en een hoofdzin zijn met elkaar verbonden door een onderschikkend voegwoord.
Ik vind het erg vervelend dat jij altijd te laat komt.
Slide 15 - Slide
Onderschikkende voegwoorden
Onderschikkende voegwoorden verbinden een hoofdzin en een bijzin met elkaar.
Onderschikkende voegwoorden kunnen aan het begin of in het midden van de zin staan.
Er zijn verschillende onderschikkende voegwoorden:
als -aangezien - dat - doordat - hoewel - mits - nadat - terwijl - toen - zodat - omdat enz.
Slide 16 - Slide
Onderschikkende voegwoorden
Ik vind dat spel niet leuk, omdat ik altijd verlies.
Terwijl zij aan het wachten was, keek zij rond in huis.
Je mag mee, mits jij je huiswerk af hebt.
Als de hond heel nodig moet plassen, gaat hij blaffen.
Slide 17 - Slide
Wat is het voegwoord in deze zin?
In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
Slide 18 - Open question
In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord
Slide 19 - Quiz
De boer bewerkt het land, zodat daar weer bloemkool kan groeien
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord
Slide 20 - Quiz
Volgend jaar ga ik kamperen, of ik ga met de caravan weg
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord
Slide 21 - Quiz
Vandaag ga ik niet naar school, want ik voel me niet goed
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord
Slide 22 - Quiz
Doordat het de hele week heeft geregend, is wandelen in het bos geen pretje