Biologie hoofdstuk 4

Maak de zin af:
Veel dieren in het poolgebied hebben...
A
een dunne vacht
B
een dikke vacht en een vetlaag
C
veel veren
D
een dikke huid
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
BiologieBasisschoolGroep 8

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Maak de zin af:
Veel dieren in het poolgebied hebben...
A
een dunne vacht
B
een dikke vacht en een vetlaag
C
veel veren
D
een dikke huid

Slide 1 - Quiz

Planten zie je in het poolgebied...
A
alleen op de grond
B
alleen op de grond en onder water
C
alleen onder water
D
niet, je ziet geen planten

Slide 2 - Quiz

In de woestijn zie je planten...
A
met een vetlaag en kleine bladeren
B
met grote bladeren
C
met veel wortels
D
je ziet geen planten in de woestijn

Slide 3 - Quiz

Sommige dieren in de woestijn hebben...
A
Een dikke vacht om de hitte tegen te houden
B
Een dunne vacht vanwege de hitte
C
Heel veel veren
D
Helemaal geen haren

Slide 4 - Quiz

In het hooggebergte groeien planten...
A
hoog
B
zowel hoog als laag
C
helemaal niet
D
laag bij de grond

Slide 5 - Quiz

Dunne zonnepanelen met zonnecellen zetten het zonlicht om in....
A
lucht
B
warmte
C
elektriciteit
D
licht

Slide 6 - Quiz

Een tankwagen maken ze van zwaar materiaal zoals...
A
staal
B
plastic
C
textiel
D
papier

Slide 7 - Quiz

Wat zie je als je een doorsnede maakt van een voorwerp of machine....
A
de buitenkant
B
de binnenkant
C
de zijkant
D
de achterkant

Slide 8 - Quiz

Wat zijn ontwerpeisen?
A
regels waaraan een ontwerp moet voldoen
B
wat de koper eist voor zijn product
C
het uiterlijk van een ontwerp
D
hoe het product eruit ziet

Slide 9 - Quiz

Wat betekent evalueren?
A
de evolutie van iets
B
beoordelen, controleren of iets aan eisen voldoet.
C
het ergens niet mee eens zijn
D
discussiëren

Slide 10 - Quiz

Een föhn zet..... om in......
A
elektriciteit, beweging en warmte
B
warmte, elektriciteit
C
elektriciteit, energie
D
warmte, beweging

Slide 11 - Quiz

Waar zorgen assen en tandwielen voor?
A
voor het uiterlijk van een product
B
beweging van het ene onderdeel naar het andere onderdeel
C
Dat je alleen achteruit kan gaan
D
Dat het product heel hard kan gaan

Slide 12 - Quiz

Welke vijf energievormen zijn er?
A
licht, geluid, warmte, energie, beweging
B
geluid, warmte, elektriciteit, licht, stroom
C
geluid, licht, beweging, elektriciteit, zonlicht
D
warmte, licht, geluid, beweging, elektriciteit

Slide 13 - Quiz

Wat betekent omzetting?
A
twee energiebronnen komen samen
B
alles blijft hetzelfde
C
de ene energiebron verandert in de andere energiebron
D
het heeft geen betekenis

Slide 14 - Quiz

Je spreekt van het hooggebergte als....
A
bergtoppen hoger zijn dan 20 000 meter
B
bergtoppen hoger zijn dan 2000 meter
C
bergtoppen hoger zijn dan 500 meter
D
bergtoppen hoger zijn dan de gemiddelde bergen in de omgeving

Slide 15 - Quiz