zth 3K Taalverzorging hst 3 Formuleren

zth 3K Taalverzorging hst 3 Formuleren
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

zth 3K Taalverzorging hst 3 Formuleren

Slide 1 - Slide

Leerdoelen van deze les
Je weet of je het onderwerp in enkelvoud of meervoud moet schrijven
Je weet nog / weer wat de persoonsvorm  in een zin is
Je weet nog / weer wat het onderwerp in een zin is
Je weet hoe we dat in de les gaan doen
Je weet wat je thuis kunt doen
Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord

Slide 2 - Slide

Hoe bereiken we die doelen?
We oefenen met woorden of woordgroepen waar je 1 voor kunt zetten
We herhalen de theorie van het vinden van de PV
We herhalen de theorie van het vinden van het O
We oefenen online met de leerstof
Je laat je gemaakte huiswerk zien
Je kunt je vragen stellen
We bespreken de les na en nemen door wat je thuis gaat doen

Slide 3 - Slide

Voor welk woord of welke woordgroepen kun je het lidwoord een of het cijfer 1 zetten?

Slide 4 - Slide

Voor welk woord of welke woordgroepen kun je het lidwoord een of het cijfer 1 zetten?

Slide 5 - Slide

Voor welk woord of welke woordgroepen kun je het lidwoord een of het cijfer 1 zetten?

Slide 6 - Slide

Wat is enkelvoud?
A
mazelen
B
voetbalclub
C
financiën
D
jouw hersenen

Slide 7 - Quiz

Wat is meervoud?
A
een setje handschoenen
B
het bestuur
C
de stapels stenen
D
mijn schrift met aantekeningen

Slide 8 - Quiz

Hoe vind je de PV in een zin?
bijvoorbeeld: Het schaap loopt over de dam.
Maak een vraag van de zin: Loopt het schaap over de dam? 
Het eerste woord (werkwoord!) is de PV
Verander de tijd van de zin: Het schaap liep over de dam.
Het woord dat verandert is de PV.
Verander het aantal in de zin: De schapen lopen over de dam.
Het werkwoord dat verandert is de PV.

Slide 9 - Slide

Voor mij loopt een massa mensen.
Wat is de PV?
A
mij
B
loopt
C
een massa mensen
D
voor

Slide 10 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp in de zin?
bijvoorbeeld: Het schaap loopt over de dam.
Stel de vraag wie + PV/WG wie loopt? 
antwoord: het schaap = onderwerp

Slide 11 - Slide

Ik stop een pakje zakdoekjes in mijn tas.
Wat is het onderwerp?
A
een pakje zakdoekjes
B
ik
C
mijn tas
D
stop

Slide 12 - Quiz

Zelf aan de slag!
Maak online de startopdracht en daarna opdracht 1 t/m 4
Hoofstuk 3 Taalverzorging - Formuleren




Ben je klaar? Leer dan nogmaals de woordenlijst van de vorige paragraaf

timer
10:00

Slide 13 - Slide

Wat ging voor jou goed en wat minder?

Slide 14 - Open question

Wat kun je thuis doen?
De extra opdrachten online maken.
De woordenlijst + uitdrukkingen goed leren.
Bekijken wat je nog moeilijk vindt en je vraag hierover stellen in de les.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Op welke manier is deze les voor jou leerzaam geweest?

Slide 17 - Open question

Wat kan ik doen om het voor jou nóg leerzamer te maken?

Slide 18 - Open question

Leerdoelen van deze les
Je weet of je het onderwerp in enkelvoud of meervoud moet schrijven
Je weet nog / weer wat de persoonsvorm  in een zin is
Je weet nog / weer wat het onderwerp in een zin is
Je weet hoe we dat in de les gaan doen
Je weet wat je thuis kunt doen
Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord

Slide 19 - Slide

Doelen bereikt?

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide