Bedrijven die bij elkaar gaan zitten om zo samen te werken en meer mensen aan te trekken, noemen we:
A
Vestigingsplaatsfactoren
B
Agglomeratie-effect
C
Specialisatie
D
Afzetmarkt
Slide 4 - Quiz
Nederland is aantrekkelijk voor buitenlandse bedrijven om er een vestiging op te zetten. Welke vestigingsplaatsfactor speelt daarbij geen rol van betekenis?
A
de gunstige ligging aan de rand van het continent
B
Nederland is een vlak land.
C
de goed opgeleide bevolking met beheersing van meerdere talen
D
de lage belasting voor buitenlandse bedrijven in Nederland
Slide 5 - Quiz
De redenen waarom bedrijven voor een bepaalde plaats kiezen, noemen we?
A
Industriële inertie
B
Vertrekredenen
C
Vestigingsplaatsfactoren
D
Denken ze daar over na?
Slide 6 - Quiz
De vestigingsplaatsfactor is...
A
de reden om nog meer snelwegen te bouwen
B
de reden om de Rotterdamse haven uit te breiden
C
de reden voor een bedrijf om zich ergens te vestigen
D
de reden om je handen te wassen
Slide 7 - Quiz
Wat is geen vestigingsplaatsfactor?
A
Snelwegen (bereikbaarheid)
B
Grondstoffen
C
Mensen
D
Fabrieken
(agglomeratie-effect)
Slide 8 - Quiz
Wat zijn schoenen
A
stukgoederen
B
droge massagoederen
C
natte massagoederen
Slide 9 - Quiz
Wat valt niet onder massagoederen?
A
Aardolie
B
Steenkool
C
Ijzererts
D
Televisies
Slide 10 - Quiz
Wat is een voorbeeld van massagoed?
A
Zand, Graan, Olie
B
Zand, Graan, Papier
C
Papier, Rollen staal
Slide 11 - Quiz
Pakken melk die worden vervoerd worden naar de supermarkt is een voorbeeld van?
A
massagoed
B
stukgoed
Slide 12 - Quiz
Dit is een voorbeeld van massagoed.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
A
Stukgoed
B
Massagoed
Slide 14 - Quiz
Massagoed vervoeren is goedkoper dan het vervoeren van stukgoed
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
Wat zijn fietsen?
A
Stukgoederen
B
droge massagoederen
C
natte massagoederen
Slide 16 - Quiz
Wat is graan?
A
stukgoederen
B
droge massagoederen
C
natte massagoederen
Slide 17 - Quiz
Welke van de twee soorten goederen is goedkoper om te vervoeren?
A
Massagoed
B
Stukgoed
Slide 18 - Quiz
Bedrijven die bij elkaar gaan zitten om zo samen te werken en meer mensen aan te trekken, noemen we:
A
Vestigingsplaatsfactoren
B
Agglomeratie-effect
C
Specialisatie
D
Afzetmarkt
Slide 19 - Quiz
Wat is GEEN reden voor een bedrijf om zich in een stad te vestigen?
A
De arbeidsmarkt
B
De afzetmarkt
C
Kans op agglomeratie-effect
D
Kans op korting van de stad
Slide 20 - Quiz
Industriële inertie
A
Een bedrijf blijft zitten waar het zit
B
Een bedrijf verhuist mee met de vestigingsplaatsfactoren
C
Een bedrijf past zich aan en zoekt nieuwe vestigingsplaatsfactoren
D
Een bedrijf gaat zich op andere klanten richten
Slide 21 - Quiz
De redenen waarom bedrijven voor een bepaalde plaats kiezen, noemen we?
A
Industriële inertie
B
Vertrekredenen
C
Vestigingsplaatsfactoren
D
Denken ze daar over na?
Slide 22 - Quiz
Wat is geen multinational?
A
IKEA
B
KFC
C
Heineken
D
Cafetaria de Boemerang
Slide 23 - Quiz
Wanneer ben je een multinational?
A
Als je in 1 land een vestiging hebt.
B
Als je rijk bent
C
Als je in meerdere landen vestigingen hebt.
D
Ik weet het niet
Slide 24 - Quiz
Multinationals zijn....
A
Bedrijven die in één land gevestigd zijn
B
mensen met meerdere nationaliteiten
C
Mensen met één nationaliteit
D
Bedrijven die in meerder lander gevestigd zijn
Slide 25 - Quiz
Wat is de afzetmarkt?
A
Het aantal klanten dat producten of diensten wil kopen
B
Het aantal bedrijven dat producten of diensten wil verkopen
C
Het aantal producten dat verkocht wordt
D
Het aantal diensten dat aangeboden wordt
Slide 26 - Quiz
Een jonge bevolking is goed voor de afzetmarkt
A
nee, het is te duur om ze op te leiden
B
ja, ze hebben huizen en banen nodig
C
Nee, ze gaan jong dood
Slide 27 - Quiz
De Rotterdamse haven is een:
A
Industriehaven
B
Kleine haven
C
Distributiehaven
D
Doorvoerhaven
Slide 28 - Quiz
Wat is een ander woord voor doorvoerhaven (meerdere antwoorden mogelijk).