11. start erfelijkheid

Hoofdstuk 11 en 12 
Erfelijkheid en Evolutie 
   herkansbaar
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quiz, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 11 en 12 
Erfelijkheid en Evolutie 
   herkansbaar

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 11
Erfelijkheid

Slide 2 - Slide

Erfelijkheid

Slide 3 - Mind map

Erfelijke eigenschappen
Waarr liggen alle erfelijke eigenschappen?
Je weet het verschil tussen genotype en fenotype



Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Genotype
Ieder mens heeft eigenschappen van de ouders geërfd. In elke cel van het lichaam bevat de celkern de informatie van al die erfelijke eigenschappen. 

De informatie in het DNA is het genotype.

Het genotype van een organisme is de informatie voor de erfelijke eigenschappen van dat organisme. Het bepaalt voor een groot deel de uiterlijke kenmerken van iemand.
zus en broer
Een fotograaf heeft van families portretfoto's vergeleken en gekoppeld. Hier zie je een voorbeeld: broer en zus: veel overeenkomsten in het genotype.
1
Genotype
Voorbeelden van de erfelijke eigenschappen (genotype) die je ziet:
Haar: blond, zonder krullen
Oor  : vast aan het hoofd, geen los oorlelletje
Kin  :  geen kuiltje
Ogen : kleur
2
Cherryinger
De fotograaf
4
Moeder en zoon
3

Slide 8 - Slide

Fenotype
Je uiterlijk wordt niet alleen door het genotype bepaald. Het fenotype speelt ook een grote rol.
Het fenotype kan veranderen zonder dat het genotype verandert.            

De oorzaken van de veranderingen noemen we 'invloeden uit het milieu'.  


Het fenotype = genotype + invloed uit milieu
Blank persoon: In de winter is de huid vaak blanker dan in de zomer.
Het genotype blijft gelijk maar het fenotype verandert (bruin in de zomer).
1
Met het milieu wordt bedoeld: Je leefomgeving
2

Slide 9 - Slide

Uiterlijk
Aan allerlei dingen kun je merken dat een kind bij een bepaalde familie hoort.

Je kunt aan het uiterlijk van het kind zien welke eigenschappen het heeft geërfd van de ouders.

                                  Welke bijvoorbeeld? 
Kleur van de ogen, kleur van het haar, vorm van het gezicht .....

Slide 10 - Slide

Chromosomen en genen
Je lichaam bestaat uit cellen. Iedere cel heeft een kern. 
Chromosomen:
In die kern zwerven 46 draadjes, de chromosomen. 
Er zijn steeds twee chromosomen die op elkaar lijken. 
De chromosomen zijn gemaakt van DNA. In die stof DNA ligt alle informatie van de erfelijke eigenschappen. In elke kern van elke lichaamscel is die informatie aanwezig. Het DNA ziet eruit als een soort wenteltrap. De treden van zo’n wenteltrap zijn gemaakt van stoffen die voor het gemak vier kleuren hebben. De volgorde waarin de stoffen voorkomen bepaalt onze erfelijke eigenschappen. 

Genen: Een stukje wenteltrap dat één eigenschap veroorzaakt noemen we een gen. 
Elk mens bezit een eigen uniek DNA.
Het DNA van geen enkel mens is gelijk

Slide 11 - Slide

Chromosomen - DNA - Genen
Chromosomen zijn voor te stellen als lange strengen. Ze bestaan uit een stof die we DNA (desoxyribonucleïnezuur) noemen. In het DNA 
zit de code waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. 

Een gen is een stukje afgebakend DNA dat de informatie bevat voor de vorming van een bepaald eiwit. Eiwitten hebben meerdere taken
in ons lichaam. Genen bepalen al onze erfelijke eigenschappen,
bijvoorbeeld de kleur van ons haar en onze ogen. 
Opstroom
Eiwitten regelen alles in een cel: 
- Ze bepalen hoe een cel eruit ziet
- Zorgen dat de cel in leven blijft (opname stoffen/celdeling/verbranding) 
- Regelen het uitvoeren van speciale taken (maken hormonen, regelen het onschadelijk maken van ziekteverwekkers, zorgen ervoor dat spieren kunnen samentrekken).

Slide 12 - Slide

               Genen

Genen zijn opgebouwd uit DNA. 

Genen liggen achter elkaar op de chromosomen. 

Genen bepalen al onze eigenschappen.

Chromosomen

Chromosomen bestaan uit lange DNA strengen die in elkaar gedraaid zijn.

Het DNA bevat alle erfelijke eigenschappen.

De code van alle erfelijke eigenschappen zit in 
het DNA. 


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Celkern 
Bij de mens met 46 chromosomen.
1
Chromosomen. 
Bij de mens:
Chromosomen horen als een duo, als paar, als tweetal bij elkaar.
Er zijn 23 paren chromosomen in elke cel.
2
Dit is DNA.
DNA is een stof.
Chromosomen bestaan uit de stof DNA.

3
Gen
Een gen is een stukje van het DNA.
Een gen bevat de informatie van 1 erfelijke eigenschap.
4
Leren

Slide 15 - Slide

Hoe ga jij dit leren? tekening / schema / samenvatting?


Celkern (Chromosomen, DNA, Genen)


Eigenschappen (genotype, fenotype)

Slide 16 - Slide

Lezen en maken 11.1

Slide 17 - Slide

DNA 
anders
uitgelegd

Pagina
1/3

Slide 18 - Slide

DNA 
anders
uitgelegd

Pagina
2/3

Slide 19 - Slide

DNA  anders uitgelegd   Pagina 3/3

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

                       Praktijkles DNA aantonen gemist? 
                             Thuis kun je het ook doen.

Dit heb je nodig:

water
twee theelepels afwasmiddel
één theelepeltje keukenzout
een theelepel
(ontsmettings-) alcohol
kleine beker
groot (limonade-) glas


Stap 1: 
Spoel je mond schoon met water. Je wil natuurlijk je eigen DNA zichtbaar maken, niet het DNA van het dier of de plant die je daarnet hebt gegeten...

Stap 2: 
Spoel nog een keer met een klein slokje water. Daarmee spoel je cellen los van de binnenkant van je mond. Uit die cellen gaan we DNA halen. Spoel ongeveer een minuut of twee en spuug het water uit in de kleine beker.

Stap 3: 
Doe één theelepeltje zout bij je uitgespuugde vloeistof en doe er ook twee theelepels afwasmiddel bij. Roer alles zachtjes door, zodat er geen schuim ontstaat.

Stap 4:
Giet alles over in het grote glas. Giet voorzichtig, langs de rand van het glas, de alcohol erbij tot het glas ongeveer halfvol is. Als je dit goed doet, ontstaat er een laag alcohol bovenop het water. Zet alles ongeveer een half uur lang op een veilige plek. Daarna zoek je in de alcohol-laag naar wittige sliertjes - dat is je DNA!

Slide 22 - Slide

Antwoorden
De antwoorden vind je op de volgende slides

Slide 23 - Slide

DNA aantonen
Dit is er gebeurd .....
Door goed te spoelen, maak je cellen los van de binnenkant van je wang. Daar zit hetzelfde DNA in als in je spieren, je hersenen en zelfs je oog! Dat komt omdat je na de bevruchting gegroeid bent uit één cel. Dat celletje had hetzelfde DNA als alle cellen waar je nu uit bestaat. Om het DNA eruit te halen, moeten de cellen eerst kapot gemaakt worden. Daarvoor gebruik je afwasmiddel. Door de negatieve lading van je DNA-moleculen, wordt het aangetrokken tot de positief geladen ionen van het keukenzout. Je DNA valt uit elkaar in water, maar niet in alcohol. Daarom zie je de sliertjes van de uitgerolde moleculen in die laag. Als je wilt, kun je een beetje alcohol in een potje doen om je eigen DNA in te bewaren. Je moet het dan voorzichtig (met een lepel) uit het glas halen en voorzichtig in het potje doen.

Slide 24 - Slide

Praktijk
Maak het DNA van een banaan zichtbaar
Zie ook volgende slide!

Slide 25 - Slide

Praktijk
Maak het DNA van een banaan zichtbaar

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

opgave 41
om het aantal chromosomen van 46 naar 23 terug te brengen is een bijzondere deling nodig.
  • Verbind elke afbeelding met de juiste tekst
  • Maak de invultekst
  • in welke organen van de mens vindt meiose plaats?
  • waarvoor heeft een zaadcel/eicel maar 23 chromosomen?

Slide 28 - Slide

opgave 43
  • wat is de juiste volgorde van de afbeeldingen?
  • verbind de afbeelding met de juiste tekst
  • vul de tekst onderaan in
  • van welke cel zijn al je cellen een nauwkeurige kopie?
  • noem 2 plaatsen waar bij jou op dit moment mitose plaastvindt
  • waarom worden chromosomen zo nauwkeurig gekopieerd?

Slide 29 - Slide