TKB havo 2 par 2.1 sparen of beleggen les 2

HOOFDSTUK 2
Paragraaf 2.1
Beleggen (les 2)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

HOOFDSTUK 2
Paragraaf 2.1
Beleggen (les 2)

Slide 1 - Slide

Lesdoel 2.1
Na deze les :
  • kun je uitleggen wat een aandeel is
  • kun je uitleggen wat een obligatie is
  • kun je uitleggen wat de voor- en nadelen van beleggen zijn

Slide 2 - Slide

herhalen 2.1 berekenen rente
Je stort € 500 op de bank. Het rentepercentage is 2%

Bereken (is uitschrijven berekening)
  • hoeveel rente ontvang je na 1 jaar?
  • hoeveel rente ontvang je na 3 jaar?
  • wat is je spaarsaldo na 3 jaar? 

Slide 3 - Slide

Beleggen
Je investeert geld in een doel (zoals een bedrijf) om er geld aan te verdienen.

     beleggen kan veel meer opleveren dan sparen
 
     met beleggen loop je ook veel meer risico 
     dan met sparen


Slide 4 - Slide

                  Aandelen
  • Beleggen in aandelen.
  • Aandelen: je koopt en wordt mede-eigenaar van een bedrijf (aandeelhouder)
  • Je krijgt een deel v.d. winst uitgekeerd (dividend)
  • hoger risico dan obligaties
                    Obligaties
  • Beleggen in obligaties
  • Obligaties: je leent jouw geld voor een bepaalde tijd aan de overheid of een  bedrijf
  • Je ontvangt rentevergoeding

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Aan de slag
  • lees goed de theorie door, achter de blauwe streep in je boek!
  • maak uit je boek vraag 9 t/m 17  (blz. 38 e.v.)

Slide 7 - Slide

Oefenen
Pak je boek erbij en check de theorie uit de paragraaf als je een vraagt niet weet.
Succes!

Slide 8 - Slide

Wat is een aandeel?
A
Lening aan bedrijf
B
Bewijs van deelname aan kapitaal van bedrijf
C
Lening aan overheid
D
Bewijs v/ deelname aan kapitaal van overheid

Slide 9 - Quiz

wat is een aandeel
A
bewijs van eigenaar
B
schuldbewijs

Slide 10 - Quiz

Wat is het rendement van aandeel?
A
Dividendrendement
B
Koersrendement
C
A+B
D
Geen van beide

Slide 11 - Quiz

Er is een economische crisis in Brazilië Economen verkopen hun aandelen. De vraag naar aandelen.....
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft hetzelfde
D
Verandert in aanbod

Slide 12 - Quiz

Je kunt obligaties ook doorverkopen. Wanneer levert dit je wat op?
A
Als het goed gaat met het bedrijf/de overheid.
B
Als het slecht gaat met het bedrijf/de overheid.
C
Als het rentepercentage hoger is dan de huidige rente op sparen.
D
Als het rentepercentage lager is dan de huidige rente op sparen.

Slide 13 - Quiz

Als je in obligaties belegd ontvang je als vergoeding ..
A
Dividend
B
Rendement
C
Rente

Slide 14 - Quiz

Een verschil tussen aandelen en obligaties is:
A
Aandelen worden op de beurs verhandeld en obligaties niet
B
De koers van een obligatie staat vast
C
Aandelen moeten worden terugbetaald en obligaties niet
D
Een obligatiehouder heeft geen zeggenschap

Slide 15 - Quiz

Je geld investeren in obligaties is veiliger dan aandelen kopen
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Wat is GEEN verschil tussen aandelen en obligaties?
A
Bij obligaties krijg je de inleg terug
B
Bij aandelen kan je de inleg verliezen
C
Je geld kan groeien
D
Bij aandelen word je eigenaar

Slide 17 - Quiz

Bij obligaties koop je een stukje van een lening
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Het minste risico loop ik bij
A
obligaties
B
aandelen

Slide 19 - Quiz

De Nederlandse overheid geeft
A
Aandelen uit
B
Zowel aandelen als obligaties
C
Obligaties uit

Slide 20 - Quiz