Vragen bij teksten beantwoorden en samenvatting

Inhoud van de les
  • vragen over SE en/of boek en/of songtekst
  • proeftoets zelf nakijken 
  • herhaling basiskennis tekst met vragen
  • opdrachten maken
  • samenvatten
  • examenwoorden 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Inhoud van de les
  • vragen over SE en/of boek en/of songtekst
  • proeftoets zelf nakijken 
  • herhaling basiskennis tekst met vragen
  • opdrachten maken
  • samenvatten
  • examenwoorden 

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Je weet hoe je de volgende vragen kunt aanpakken: 
  • Hoe leidt de schrijver het onderwerp van deze tekst in?
  • Welk kopje geeft het beste de inhoud van een paar alinea's weer?
  • Wat is het verband tussen alinea's?
Je weet hoe je een samenvattingsvraag kunt beantwoorden.
Je kent de examenwoorden.

Slide 2 - Slide

Pauze
  • van 11.45 tot 11.55 uur
  • je blijft in het lokaal

Slide 3 - Slide

Vragen?
  • over het SE?
  • over het boek?
  • over de songtekst?

Slide 4 - Slide

Welke drie vragen krijg je zo goed als zeker op het SE?

Slide 5 - Open question

De drie vragen die je bijna zeker krijgt
  • Hoe leidt de schrijver het onderwerp van deze tekst in?
  • Welk kopje geeft het beste de inhoud van een paar alinea's weer?
  • Wat is het verband tussen alinea's?

Belangrijk: de kernwoorden in de antwoorden.


Slide 6 - Slide

Hoe leidt de schrijver het onderwerp van deze tekst in?
Belangrijk: de kernwoorden in alle genoemde antwoorden!

Slide 7 - Slide

Wat zijn de kernwoorden in de genoemde antwoorden?
1. Hoe wordt het onderwerp van de tekst in alinea 1 ingeleid”
a. Door de belangrijkste aspecten van het onderwerp te noemen.
b. Door duidelijk te maken hoe het artikel opgebouwd is.
c. Door een bekende deskundige aan de lezers voor te stellen.
d. Door een eerder artikel van de schrijver samen te vatten.

Slide 8 - Slide

Juiste antwoord
Als je een van de kernwoorden herkent in alinea 1 (en de andere kernwoorden staan er niet in), dan heb je het juiste antwoord gevonden. 

Slide 9 - Slide

Dezelfde vraag anders gesteld
Soms wordt deze eerste vraag iets anders gesteld. Dan wordt er gevraagd naar de functie van de eerste alinea. Functie betekent hier “......”. 

Deze vraag kan ook op een nog andere manier gesteld worden. De vraag luidt dan: Hoe wordt de aandacht van de lezer getrokken?


Slide 10 - Slide

Opdracht
  • wat: basiskennis tekst met vragen (zie Classroom) pagina 1 t/m 3
  • hoe: zelfstandig
  • hulp: je docent
  • tijd: 7 minuten
  • resultaat: klassikaal nakijken 

Slide 11 - Slide

vragen over kopjes
aanpak

Slide 12 - Slide

Voorbeeldvraag
Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van deel 3 (alinea’s 3 en 4)?
A. Buitengewone moed.
B. Criteria.
C. Nederland soepeler.
D. Vragenlijsten.

Slide 13 - Slide

Aanpak
Je leest eerst alinea 3 en 4 goed. Je gaat dan na waarover ze gaan. Let daarbij vooral op de eerste zin van elke alinea. Je probeert daarna zelf een antwoord te bedenken. Dan pas bekijk je de verschillende antwoorden en kies je het beste antwoord. 

Slide 14 - Slide

2 tips
Tip 1: De woorden van het juiste kopje komen vaak in de eerste zin van de alinea voor.

Tip 2: De woorden van het juiste kopje komen het vaakst in de zinnen voor. Kijk dus welke woorden het vaakst in de zinnen voorkomen. Eigenschappen zijn kenmerken. 


Slide 15 - Slide

Opdracht
  • wat: basiskennis tekst met vragen (zie Classroom) pagina 4 en 5
  • hoe: zelfstandig
  • hulp: je docent
  • tijd: 7 minuten
  • resultaat: klassikaal nakijken

Slide 16 - Slide

Verband tussen alinea's
Veel vragen gaan over verbanden, bijvoorbeeld over het verband tussen alinea’s. Het is dus de moeite waard om dit vaak en goed te oefenen. Een voorbeeld van deze vraag:

Wat is het verband tussen enerzijds de alinea’s 5, 6 en 7 en anderzijds alinea 8?
A. Alinea 8 geeft een toelichting op het onderzoek uit de alinea’s 5, 6 en 7.
B. Alinea 8 geeft een verklaring voor het onderzoek uit de alinea’s 5, 6 en 7.
C. Alinea 8 noemt de opzet van het onderzoek uit de alinea’s 5, 6 en 7.
D. Alinea 8 het resultaat van het onderzoek uit de alinea’s 5, 6 en 7.

Slide 17 - Slide

Aanpak
1) Je leest eerst goed alle genoemde alinea’s, in dit geval alinea 5 tot en met 8. En je leest extra goed de eerste zin van elke alinea. Je probeert eerst zelf het verband te vinden.
2) Dan zoek je in de antwoorden de kernwoorden op die op een verband wijzen. Kernwoorden zijn hier: toelichting, verklaring, de opzet van een onderzoek en het resultaat van het onderzoek. De betekenis van deze kernwoorden moet je dus goed kennen.
3) Eén voor één bekijk je alle antwoorden. Je vraagt je af, welke drie antwoorden kunnen en moeten afvallen. Je houdt daarna het beste antwoord over.

Slide 18 - Slide

Opdracht
  • wat: basiskennis tekst met vragen (zie Classroom) pagina 6 tot en met 8
  • hoe: zelfstandig
  • hulp: je docent
  • tijd: 7 minuten
  • resultaat: klassikaal nakijken

Slide 19 - Slide

Samenvattingsvragen
  • alleen hoofdzaken horen thuis in een samenvatting.
  • bijzaken, zoals uitleg, voorbeelden horen niet thuis in een samenvatting.

  • Tip: lees de vraag heel goed!!!!  

Slide 20 - Slide

Opdracht
  • wat: samenvatting (zie Classroom). zet je antwoord in de antwoordbijlage.
  • hoe: zelfstandig
  • hulp: je docent
  • tijd: 7 minuten
  • resultaat: klassikaal nakijken

Slide 21 - Slide

Examenwoorden
In de opdrachten van het CE worden telkens dezelfde begrippen gebruikt. Vaak hebben ze een speciale betekenis.

Slide 22 - Slide

Volgende les
  • verband tussen alinea's
  • samenvatting

Slide 23 - Slide