What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2. Herhalen ontleden, lv, mv. bwb
Deel 2: Zinsontleden tot MV
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Deel 2: Zinsontleden tot MV
Slide 1 - Slide
Herhaling zinsdelen
Slide 2 - Slide
Aantekeningen maken!
Maak aantekeningen tijdens deze les. Aan het eind van de les moet je een foto maken van je aantekeningen.
Controle of je tijdens de les meedoet!
Slide 3 - Slide
Zinsdelen benoemen
Persoonsvorm
(verander de tijd )
Onderwerp
(wie + pv? of wat + pv?)
Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
(wie + alle benoemde zinsdelen? of wat + alle benoemde zinsdelen?)
Meewerkend voorwerp
(aan wie + alle benoemde zinsdelen? of voor wie + alle benoemde zinsdelen?)
Slide 4 - Slide
Hoe heet het belangrijkste werkwoord uit de zin?
A
doewoord
B
persoonsvorm
C
onderwerp
D
lidwoord
Slide 5 - Quiz
Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat?
B
wie/wat+persoonsvorm?
C
wie/wat + werkwoordelijk gezegde
D
wie/wat + lijdend voorwerp?
Slide 6 - Quiz
Wat is het onderwerp uit deze zin:
De jongen die daar loopt, wil een afspraak met mijn tante maken.
A
de jongen
B
mijn tante
C
een afspraak
D
de jongen die daar loopt
Slide 7 - Quiz
De baby wordt groot.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 8 - Quiz
In 'Lieve mama' is verpleegkundige Helen de vrouw in de hoofdrol.
Onderwerp?
A
'Lieve mama''
B
verpleegkundige Helen
C
Helen
D
de vrouw
Slide 9 - Quiz
In 'Lieve mama' is verpleegkundige Helen de vrouw in de hoofdrol.
NG of WG?
A
NG
B
WG
Slide 10 - Quiz
In 'Lieve mama' is verpleegkundige Helen de vrouw in de hoofdrol.
NG=
Slide 11 - Open question
LIJDEND VOORWERP
Slide 12 - Slide
lijdend voorwerp
Slide 13 - Slide
Lijdend Voorwerp
Wie / wat + gezegde + onderwerp
Ondergaat
de handeling
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint
nooit
met een voorzetsel!
Slide 14 - Slide
Het lijdend voorwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat + wg + o?
B
wie/wat + wg?
C
wie/wat + mv?
D
wie/wat + lv?
Slide 15 - Quiz
In elke zin staat een lijdend voorwerp.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quiz
Wat is in de volgende zin het lijdend voorwerp?
- De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
A
de postbezorger
B
de bestelling
C
de klant
D
Er is geen lijdend voorwerp.
Slide 17 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
'Liza at vandaag twee stukken pizza.'
A
twee stukken
B
pizza
C
twee stukken pizza
D
Er is geen lijdend voorwerp.
Slide 18 - Quiz
meewerkend voorwerp
Slide 19 - Slide
Meewerkend voorwerp
Slide 20 - Slide
Meewerkend voorwerp (mv)
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel.
Dit zinsdeel geeft aan
voor wie iets bestemd is
.
Mijn broer /heeft /een auto /
voor mijn oom /
gekocht. (met lv)
De auto is /
voor mijn oom/
gekocht. (zonder lv)
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 21 - Slide
Meewerkend voorwerp (mv)
Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel.
Dit zinsdeel geeft aan
voor wie iets bestemd is
.
Aan hem
/ heb/ ik /de oplossing /gegeven (met lv)
De oplossing /is /
aan hem
/gegeven. (zonder lv)
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 22 - Slide
Het vakantiewerk heeft ons vijftig euro opgeleverd
Maak in je schrift:
Zinsdelen:
Persoonsvorm:
Onderwerp:
Gezegde:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Slide 23 - Slide
Maak een foto van je werk
Slide 24 - Open question
In elke zin staat een meewerkend voorwerp.
A
juist
B
onjuist
Slide 25 - Quiz
Gaan jullie de burgemeester interviewen?
het meewerkend voorwerp is:
A
gaan interviewen
B
de burgemeester
C
geen meewerkend voorwerp
D
jullie
Slide 26 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp?
Sophie doet jou de groeten.
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten
Slide 27 - Quiz
Meewerkend voorwerp?
Wie heeft gisteren mijn konijn eten gegeven?
A
wie
B
mijn konijn
C
geen meewerkend voorwerp
D
eten
Slide 28 - Quiz
Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
Slide 29 - Quiz
Maak een foto van je aantekeningen van deze les
Slide 30 - Open question
TOP GEWERKT!
Heb je de stof begrepen ?
A
HEEL GOED
B
GOED
C
REDELIJK
D
NIET GOED
Slide 31 - Quiz
https:
Slide 32 - Link
https:
Slide 33 - Link
More lessons like this
zinsontleding lv, mv en bwb (les 6)
January 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Zinsdelen MW + Bijw Bep
March 2020
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica - herhaling zinsdelen
March 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Herhaling grammatica zinsdelen
January 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhaling grammatica zinsdelen
October 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsdelen H6 bwb
May 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Herhaling grammatica zinsdelen
March 2022
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Herhaling - Grammatica zinsdelen
February 2023
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1