zinsontleding lv, mv en bwb (les 6)

Wat doen we vandaag? 
  • Herhaling stof vorige week 
  • Leerdoelen deze week  
  • Interactieve instructie 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag? 
  • Herhaling stof vorige week 
  • Leerdoelen deze week  
  • Interactieve instructie 

Slide 1 - Slide

Benoem van onderstaande zin de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde.

Astrid heeft B1K altijd een hele slimme klas gevonden.

Slide 2 - Open question

Leerdoelen 
Leerdoelen

Ik kan de volgende zinsdelen herkennen in een zin:
* persoonsvorm
* onderwerp
* werkwoordelijk gezegde
* lijdend voorwerp
* meewerkend voorwerp
* bijwoordelijke bepaling

  • Ik kan zelf zinnen maken met bovengenoemde zinsdelen.
  • Ik ken de betekenis van de woordjes uit les 6.
  • Ik kan zinnen maken met de woordjes uit les 6, uit die zinnen blijkt dat ik weet wat de betekenis van die woorden is. 






Wat heb je hieraan in jouw leven? 

Slide 3 - Slide

Het nut van de leerdoelen
  • Als je weet hoe zinnen zijn opgebouwd, kun je effectiever schrijven. Door de verschillende delen van de zin te herkennen en te begrijpen hoe ze met elkaar samenwerken, kun je beter schrijven en meer gevarieerde zinnen produceren.
  • Om fouten uit zinnen te kunnen halen, moet je begrijpen wat er fout is. Als je kunt ontleden, kun je dit analyseren en verbeteringen maken. 
  • Als je een andere taal wil leren, helpt het om allereerst te begrijpen hoe het Nederlands is opgebouwd. 

Slide 4 - Slide

Lijdend voorwerp 
  1. Stel de vraag: wie of wat + gezegde + onderwerp. 
  2. het lijdend voorwerp kan één woord of een woordgroepje zijn. 
  3. Het begint nooit met een voorzetsel. 


Slide 5 - Slide

Lijdend voorwerp 
Mijn lieve moedertje kookt een heerlijke maaltijd voor mijn verwende broertje. 

pv = kookt 
ow = mijn lieve moedertje 
wg = kookt 
wie of wat kookt mijn lieve moedertje? 
lv = een heerlijke maaltijd

Slide 6 - Slide

Ontleed onderstaande zin en benoem: pv, ow, wg en lv.

De bekende basketballer LeBron James heeft de bal vanaf de driepuntslijn in de basket gegooid.

Slide 7 - Open question

Ontleed onderstaande zin en benoem: pv, ow, wg en lv.

Tijdens de meivakantie zal iedereen Koningsdag gaan vieren.

Slide 8 - Open question

meewerkend voorwerp 
  1. Stel de vraag: aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
  2. het meewerkend voorwerp kan één woord of een woordgroepje zijn. 
  3. Zo goed als altijd een mens of dier. 
  4. Als er geen 'aan' of 'voor' in het zinsdeel staat, moet je het erbij kunnen denken. 


Slide 9 - Slide

meewerkend voorwerp 
Mijn lieve moedertje kookt een heerlijke maaltijd voor mijn verwende broertje. 

pv = kookt 
ow = mijn lieve moedertje 
wg = kookt 
wie of wat kookt mijn lieve moedertje? 
lv = een heerlijke maaltijd

Aan wie of voor wie kookt mijn lieve moedertje een heerlijke maaltijd? 
mv = voor mijn verwende broertje


Slide 10 - Slide

Ontleed onderstaande zin en benoem: pv, ow, wg, lv en mv.

Op het strand graaft Jasper een kuil voor zijn beste vriend.

Slide 11 - Open question

Ontleed onderstaande zin en benoem: pv, ow, wg, lv en mv.

Oma heeft haar jongste kleindochter een heel duur cadeau gegeven op haar verjaardag.

Slide 12 - Open question

bijwoordelijke bepaling 
  1. als je de zin goed hebt ontleed, is alles wat je nog niet benoemd hebt de bijwoordelijke bepaling. 
  2. Meestal geeft de bijwoordelijke bepaling een tijd of een plaats aan.  
  3. In een zin kunnen eindeloos veel bijwoordelijke bepalingen zitten. 

Slide 13 - Slide

bijwoordelijke bepaling 
Gistermiddag om 15.00u ben ik via het Maximapark naar huis gefietst. 

pv = ben
ow = ik
wg = ben gefietst
lv = x
mv = x

Welke delen van de zin heb je nog niet benoemd? 
bwb: gistermiddag om 15.00u, via het Maximapark


Slide 14 - Slide

Ontleed onderstaande zin en benoem: pv, ow, wg, lv, mv en bwb.

Yasmines moeder doet iedere week de was voor haar oma in de waskamer op zolder.

Slide 15 - Open question

Toptips
  1. Ontleed altijd op deze volgorde: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp. 
  2. Zie de zin voor je als een plaatje, vaak helpt dat bij het ontleden.  

Slide 16 - Slide

Wat kun je gaan doen? 
  • domeinwerk van deze week 
  • woordjes leren / zinnen maken  

Slide 17 - Slide