17e les

1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

mardi 26 octobre

  • Aujourd'hui, on parle! 
  • Comment parler du passé? 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

scherpe S klank  of zachte Z klank? 

Slide 4 - Slide

scherpe S klank  of zachte Z klank? 
Als er in een woord ...
  • ...dubbel-ss staat, spreek je die uit als s.
  • ...één s tussen twee klinkers (a,e,i,o,u,y) staat, spreek je die uit als z

Slide 5 - Slide

AVOIR  
  • j' ai
  • tu as
  • il a /  elle a / on a
  • nous avons
  • vous avez
  • ils ont / elles ont  

Slide 6 - Slide

Comment parler du passé?
Hoe vertel je over het verleden in het Frans? 

Slide 7 - Slide

Passé composé - Voltooide tijd
  • Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

Slide 8 - Slide

Passé composé - Voltooide tijd
Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord


Meestal:
AVOIR + voltooid deelwoord 
             J'ai dansé 

Regelmatige werkwoorden op -er eindigt altijd op

Onregelmatige werkwoorden:
FAIRE --> FAIT   j'ai fait
AVOIR--> EU      j'ai eu
ÊTRE--> ÉTÉ       j'ai été 

Slide 9 - Slide

Pendant les vacances...
je, tu, il, elle , nous, vous ,ils/ elles 
 
nager, danser, manger, chanter
visiter une ville/ un pays
avoir mon anniversaire, avoir 13/14/15/ ans
être en Turquie, en France, aux Pays-Bas, à Middelharnis
regarder la television
parler avec des amis / être avec des amis
faire de la musique / faire du sport/shopping / faire des courses

Slide 10 - Slide

Passé composé - Voltooide tijd
Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord


Meestal:
AVOIR + voltooid deelwoord 
             J'ai dansé 

Regelmatige werkwoorden op -er eindigt altijd op

Onregelmatige werkwoorden:
FAIRE --> FAIT   j'ai fait  il a fait beau
AVOIR--> EU      j'ai eu
ÊTRE--> ÉTÉ       j'ai été 
"être huis"
ÊTRE + voltooid deelwoord
           Je
suis allé(e)



Uitgangen! 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Exercice 17
à gauche
à droite
tout droit
tourner à 
passer (sous) 
traverser 
continuer (jusqu'à/ jusqu'au/ jusqu'aux)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Dialogue 3

  • Exercice 19 page 30

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Link

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video