3 november de passé composé

Bonjour à tous et toutes
Bienvenus et bienvenues dans le cours

de mardi le 3 novembre
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour à tous et toutes
Bienvenus et bienvenues dans le cours

de mardi le 3 novembre

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Le sujet du cours
Welke werkwoordtijden staan hieronder:

''J'ai préparé un café. Avant, je ne préparais pas de café''. 


                           



Slide 2 - Slide

Welk werkwoord is de passé composé, welke de imparfait?
Ce qu'on va faire:
- 0 contrôler les devoirs
- 1 répéter le passé composé

Nouvelles informations:
- 2 le passé composé avec -re et -ir
- 3 explication de l'accord
- 4 écrire une texte sur les vacances avec le passé composé



Objectifs:
-Je kunt de passé composé van werkwoorden op -er maken
-Je kunt de passé composé van werkwoorden op -re en -ir maken
-Je snapt wat het accord is en kunt
deze maken 
- Je kunt over jouw vakantie vertellen in geschreven Frans

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Les devoirs
Maken voor donderdag 5 november(dus niet morgen):

DELF A2, blz 97, opdracht 2. 
Dit is een schrijfopdracht. 

Jouw resultaat zet je op Padlet. Meer uitleg vind je op magister bij het huiswerk voor donderdag. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

1) Contrôler les devoirs

Rechts: mijn vervoegingen voor opdracht A uit praktische grammatica. 

Kijk jouw vervoegingen van être hiermee na. 

Vraag: Waarom staat er in zin 6
''c'est moi''?
1) Elle est étudiante en médécine
2) Où sont les toilettes, s'il vous plaît? 
3) Il est déjà 2 heures, je suis en retard
4) Tu es au bureau jusqu'à quelle heure? Jusqu'à 6 heures.
5) Nous sommes quel jour aujourd'hui? Vendredi.
6) Je suis sur la photo, le petit blond avec les cheveux frisés, c'est moi.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

1) Contrôler les devoirs

Rechts: mijn vervoegingen voor opdracht B uit praktische grammatica. 

Controleer hiermee jouw eigen antwoorden van opdracht B.
1) Il a déjà trente-cinq ans.
2)Tu as encore des vacances, quelle chance!
3) Je n'ai pas le temps d'aller à la réunion
4) Nous avons un problème avec la banque.
5) Elles ont rendez-vous chez le notaire.
6) Excusez, moi, vous avez l'heure, s'il vous plaît? 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

1 Contrôler les devoirs: conclusion
Als huiswerk heb je être en avoir vervoegd in de onvoltooid tegenwoordige tijd. 

Conclusie passé composé:
1) avoir + voltooid deelwoord
2) être + voltooid deelwoord

--> Voltooid deelwoord van ww op -er: passer - er --> pass --> passé
                                                                                : chanter - er --> chant --> chanté

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

2) Faire le passé composé à l'écrit
À faire: compléter un texte sur Victor Hugo. 
Comment: conjuguer les verbes dans ce texte
 


- 2 verbes: choisis la conjugaison correcte 
- 1 verbe: conjugue le verbe de manière correcte

Slide 8 - Slide

Victor Hugo a écrit Le Bossu du Notre-Dame
Pendant son adolescence, il (habiter) à Paris avec sa mère dans le quartier du Val de Grâce.
A
as habité
B
ont habité
C
a habité

Slide 9 - Quiz

Belangrijk: hulpwerkwoord niet vergeten

En 1817, à l’âge de 15 ans, il (gagner) prix littéraires.
A
a gagner
B
est gagner
C
a gagné

Slide 10 - Quiz

Opnieuw belangrijk: hulpwerkwoord niet vergeten.

Dit is een onregelmatig werkwoord
Après, il (continuer) à écrire et il a eu beaucoup de succès.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

2) Le passé composé de -ir et -re
Les parties du passé composé:
1) avoir + voltooid deelwoord
2) être + voltooid deelwoord


Het voltooid deelwoord
1) van ww op -er: passer - er --> pass --> passé
2) van ww op -ir:  choisir - ir --> chois --> choisi
3) van ww op -re: vendre - re --> vend --> vendu 
                                                                    

Slide 12 - Slide

Neem -er als uitgangspunt.
Bij -er moet je -er van het hele werkwoord eraf halen.
Wat zou je dan bij 

choisir moeten doen
vendre moeten doen
2) Faire le passé composé en -er, -ir et -re
1 Je (vendre) mes vêtements usés
2 Ma soeur n' (aimer) pas les films horreur
3 Les enfants (manger) des glaces
4 Vous (finir) votre plat? 
5 Nous (choisir) une destination de vacances.
6 Mon grand-père (descendre) l'escalier en bousculant.
7 Je (perdre) mon sac à dos
8 Nous (regarder) des séries toute la nuit.
timer
2:00

Slide 13 - Slide

Vraag vooraf: lees zin 1. Over welk tijdstip in het verleden gaat dit?
Vraag voor context: wat hebben jullie gedaan gistermiddag? 
--> Context: op visite geweest bij jouw opa en oma.

Instructie:
-Ik doe de eerste zin voor: j'ai visité mes grands-parents...
-Leerlingen moeten luisteren: doe ik het goed? 

Dus: let op de persoon die de actie uitgevoerd heeft.

Vervolg instructie: 
Je krijgt 2 minuten de tijd om in groepjes van 2 te oefenen. Werk om de beurt. Lees de zin en probeer zo snel mogelijk de zin op te lezen mét vervoegd werkwoord. De luisteraar moet controleren: dus die maakt de zin in zijn of haar hoofd. Je moet het eens zijn met jouw buur die het werkwoord hardop vervoegt.

Resultaat: ik roep een nummer, dan een naam en jij geeft de zin mét vervoegd werkwoord.

Dit moet aardig snel kunnen, zo gaat het in echte communicatie op straat ook.


3 L'accord du passé composé
Gebruik je être als hulpwerkwoord?
--> Il est parti / il est arrivé 

Dan moet je het voltooid deelwoord aan het onderwerp aanpassen
Question: onderwerp in de voorbeelden?

Je past het voltooid deelwoord aan op geslacht en getal van het onderwerp

Slide 14 - Slide

Vraag vooraf: lees zin 1. Over welk tijdstip in het verleden gaat dit?
Vraag voor context: wat hebben jullie gedaan gistermiddag? 
--> Context: op visite geweest bij jouw opa en oma.

Instructie:
-Ik doe de eerste zin voor: j'ai visité mes grands-parents...
-Leerlingen moeten luisteren: doe ik het goed? 

Dus: let op de persoon die de actie uitgevoerd heeft.

Vervolg instructie: 
Je krijgt 2 minuten de tijd om in groepjes van 2 te oefenen. Werk om de beurt. Lees de zin en probeer zo snel mogelijk de zin op te lezen mét vervoegd werkwoord. De luisteraar moet controleren: dus die maakt de zin in zijn of haar hoofd. Je moet het eens zijn met jouw buur die het werkwoord hardop vervoegt.

Resultaat: ik roep een nummer, dan een naam en jij geeft de zin mét vervoegd werkwoord.

Dit moet aardig snel kunnen, zo gaat het in echte communicatie op straat ook.


3 L'accord du passé composé
Je past het voltooid deelwoord aan op geslacht en getal van het onderwerp

Arriver als voorbeeld. --> Il est arrivé. Wat zie je gebeuren bij...

1 Vrouwelijk onderwerp: ''elle est arrivée'' --> extra e erbij
2 Vrouwelijk onderwerp meervoud: elles sont 'arrivées'' --> .... ?
3 Mannelijk meervoud: mes frères sont arrivés'' --> .... ? 
4 Vrouwelijk onderwerp je-vorm: je suis ...........? 




Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Zet in de passé composé. Let op het accord.
Elle arriver jeudi
A
elle est arrivée
B
elle est arrivées
C
elle est arrivé

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Zet in de passé composé. Let op het accord.
Nous (v) descendre du bus au
A
Nous sommes descendus
B
Nous sont descendus
C
Nous sommes decendues

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Zet in de passé composé. Let op het accord.
''je (v) retourner en taxi''

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Zet in de passé composé. Let op het accord.
''Ils partir très tôt dans la matinée''

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

4) Ecrire sur les vacances: DELF A2, p.97 ex.2
Inhoud: vertel over jouw vakantie in Zuid-Frankrijk

Conditions à noter:
- minstens 60 woorden
- vertel minstens 2 dingen die je gedaan hebt (passé composé)
- geef minstens 2 impressies (''c'était'' --> ''het was...'' imparfait)
- advies werkwijze: 1 bedenk en noteer in NL de inhoud
                                         2 vertaal de werkwoorden eerst: -er, -ir of -re?
timer
10:00

Slide 20 - Slide

Noteer deze opdracht in je schrift!

*gravir ou escalader une montagne
faire de la voile
faire du surf
nager/faire de la natation
faire le raft le long du fleuve (dans une vallé fleuviale
4) Ecrire sur les vacances: DELF A2, p.97 ex.2
timer
10:00

Slide 21 - Slide

Qui d'entre vous a visité le sud de la France?

Vue caractéristique: les champs de lavande, mais aussi des rochers, des fleuves 
Fin du cours
En guise de conclusion:
donne-nous un phrase que tu as écrit :)





Slide 22 - Slide

This item has no instructions