2024 lesson 1 Articles a,an, the

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

Grammar theme 3

Articles a/an/the

log in lessonup

Leg werkboek B op tafel

Bespreek met je buurman/buurvrouw wat het leukste was wat je in de vakantie hebt gedaan en hoe je dat zegt in het Engels

How was your holiday?

😒🙁😐🙂😃

Describe the most fun activity you did during the holiday in three English sentences

Hoe vond je het afgelopen half jaar gaan?

Wat wil je hetzelfde houden dit schooljaar?

Wat wil je anders de komende lessen?

Planning rest van het jaar

Doelen vandaag

Aan het einde van de les heb je geoefend met drie lidwoorden: a/an/the

Aan het einde van de les heb je geoefend met kijkvaardigheid

Watching

Write down keywords in your notebook 

I'm going to ask you  some questions about what you've watched

www.bbc.co.uk

Articles

lidwoorden

Articles

Lidwoorden

Wanneer je in het Nederlands de of het voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels the. 

Wanneer je in het Nederlands een voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels a of an. 

Lidwoord a/an/the

 een ..........: a / an

de / het ..........: the

een tafel - a table           een ei - an egg

de tafel - the table          het ei - the egg

 

Article (lidwoord) a/an

a gebruik je voor woorden die beginnen met:

een consonant (medeklinker)

a pet               a teacher           a bycicle

a car                  a door               a room

 

Article (lidwoord) a/an

an gebruik je voor woorden die beginnen met: 

een vowel (een klinker)

an ear            an investigation         an officer

an apple            an Englishman          an answer

 

Let op!

De keuze voor a of an hangt niet af van de (mede)klinker op papier, maar of je hemt hoort.

Soms schrijf je een -h maar hoor je hem niet -> dan gebruik je an.

Soms schrijf je een -u, maar hoor je een -j of -h -> dan gebruik je a.

 

Examples

(je schrijft de medeklinker wel maar hoort hem niet)

an hour  (je hoort our) = een uur

an honor (je hoort onour) = een eer

a university (je hoort juniversity) =een  universiteit

a uniform (je hoort juniform) = een  uniform

a European (je hoort jeuropean) = een  Europeaan

 Article: THE

Lidwoord: The= (de/het)    

Wanneer gebruik je het lidwoord  THE (definite article)

- Als het verwijst naar een specifiek persoon of ding 

example: The president gave a speech

 Je laat weg: bij dingen in het algemeen of als een gebouw of plaats wordt gebruikt voor zijn/haar specifieke doel.

example: I am at university. 

                 I am at school.                      I am at the school.

               He is in prison.                         He is at the prison.

                  Articles: What is the difference?

pictures 1

pictures 2

The	A	An
iets/iemand specifiek	iets / iemand in algemeen	iets / iemand in algemeen
"the" weglaten bij iets/iemand in algemeen of specifieke doel.	voor een medeklinker (consonant sound)	voor een klinker (a, e, i, o en u) (vowel sound)
I am reading the book. I am at school.	My sister is upstairs reading a book.	We live in an apartment

Let op:

1. klinker

It took us an hour to find it.

2. medeklinker

He wears a uniform.

a of an?
..... dog

1. a
2. an

a of an?
.... artwork

1. a
2. an

a of an?
..... house

1. a
2. an

a of an?
.... apple

1. a
2. an

a of an?
.... uniform

1. a
2. an

A

AN

table

house

egg

chicken

island

phone

orange

a of an?
.... hero

1. a
2. an

a of an?
.... hour

1. a
2. an

A of AN?
.... uncle

1. a
2. an

a of an?
.... university

1. a
2. an

a of an?
.... FM-radio channel

1. a
2. an

A of AN?
.... umbrella

1. a
2. an

The story took _____ unexpected turn.

1. a
2. the
3. an
4. (empty)

Have you ever been to ____ Notre Dame in Paris.

1. the
2. (empty)
3. a
4. an

Grandma is in ______ hospital again. She has pneumonia.

1. (empty)
2. an
3. the
4. a

Look out, there's ___ U-turn up ahead.

1. an
2. a
3. (empty)
4. the

Time to work!

What: 

Kader: Do exercise 30, 31A WB B page 27, 28

Basis: Do exercise 27, 28 WB B page 27, 28

How: together or on your own

Help: book, teacher

Time: 10 minutes

Done? Study vocabulary A, B

Conclusion

Aan het einde van de les heb je geoefend met drie lidwoorden: a/an/the

Aan het einde van de les heb je geoefend met kijkvaardigheid

huiswerk

Kader: Do exercise 30, 31A WB B page 27, 28

Basis: Do exercise 27, 28 WB B page 27, 28