Woche 38 (K2 GRC)

H2e Duits, Woche 38
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

H2e Duits, Woche 38

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht
Vertaal:
Versie A
Versie B
het bezoek
de verjaardag
de uitnodiging
de verrassing
het enig kind
het kleinkind
de zus
de moeder
de vader
de broer

Slide 3 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Uitval
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik C
Wörterliste B
Lesen: 
Aufgabe 5 + 6
Hausaufgaben
Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht
Nakijken HW
Start Kapitel 2
Hören: Aufgabe 3
Grammatik C
Hausaufgaben

Slide 4 - Slide

Start Kapitel 2
S. 44-45

Feierst du mit?


- Hören: Aufgabe 3, S. 47

Slide 5 - Slide

Grammatik C - Kapitel 2
In het Nederlands heb je 2 bepaalde lidwoorden: 
de, het

In het Duits heb je 3 bepaalde lidwoorden: 
der, die, das 

Slide 6 - Slide

Grammatik C
der (mnl.)
die (vrl.)
das (onz.)
die (mv.)
mnl. personen / dieren
vrl. personen / 
dieren
het-woorden in het Nederlands
alle woorden in het meervoud
seizoenen
-e
-chen
maanden
-ung
-lein
dagen
-heit / -keit
-schaft

Slide 7 - Slide

Grammatik C - An die Arbeit
- Aufgabe 8, S. 50: 
Schrijf vóór elk woord het juiste Artikel (= lidwoord): der, die of das.

- Aufgabe 9, S. 51: 
Schrijf vóór elk woord het juiste Artikel (= lidwoord): der, die of das. 

Slide 8 - Slide

Hausaufgaben für Freitag
- Maken: Aufgabe 8 + 9 (S. 50-51)

- Leren: Wörterliste A, helemaal (S. 72)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Beginopdracht


Maak Aufgabe 4 op blz. 47.
Kies eerst rechts het juiste woord voor de zin. 
Zet daarna de Duitse vertaling hiervan in de zin.
Let op lidwoorden & hoofdletters.

Slide 11 - Slide

Beginopdracht

Slide 12 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Uitval
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik C
Rangtelwoorden
Wörterliste B
Lesen: 
Aufgabe 5 + 6
Hausaufgaben
Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht
Nakijken HW
Start Kapitel 2
Hören: Aufgabe 3
Grammatik C
Hausaufgaben

Slide 13 - Slide

Herhaling Grammatik C
- Nakijken: Aufgabe 8 + 9 (S. 50-51)





Slide 14 - Slide

Aufgabe 10 (S. 51)
Ordinalzahlen = rangtelwoorden

Rangtelwoorden bouw je in het Duits als volgt op: 

2 t/m 19 = getal +te (bijv. fünfte, zwölfte, neunzehnte)
Vanaf 20 = getal +ste (bijv. dreiunddreißigste, hundertste)
 

Slide 15 - Slide

Aufgabe 10 (S. 51)
Niet vergeten: 
- Als je een rangtelwoord als getal schrijft, moet er een . achter:
bijv: der 23. September, der 9. November, der 8. Juli.......

- Data worden in het Duits altijd met een rangtelwoord geschreven. 
Vandaag is het bijvoorbeeld der dreiundzwanzigste September.

Nog een keer nalezen: zie werkboek blz. 76! 

Slide 16 - Slide

Wörterliste B
S. 72

Slide 17 - Slide

Lesen
Aufgabe 5 (S. 48)
Schrijf op welke feesten je al kent, in het kader links.

Ik lees de tekst voor. 

Tijdens het luisteren schrijf je in het kader rechts de feesten op die nieuw voor je zijn.

Slide 18 - Slide

Hausaufgaben für Dienstag
- Maken: Aufgabe 5 + 6 (S. 48-49)

- Leren: Wörterliste B, helemaal (S. 72)



Slide 19 - Slide