This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Klas 3
Procenten
Slide 1 - Slide
Wat betekent het woord "procent"?
Slide 2 - Open question
Hoeveel is een kwart in procenten?
A
75%
B
25%
C
40%
D
4%
Slide 3 - Quiz
4 van de 100 is hoeveel in procenten?
A
75%
B
25%
C
40%
D
4%
Slide 4 - Quiz
4 van de 16 is hoeveel in procenten?
A
75%
B
25%
C
40%
D
4%
Slide 5 - Quiz
Procenten rond ik af op..
A
1 decimaal
B
2 decimalen
C
gehele getallen
D
3 decimalen
Slide 6 - Quiz
Van de 50 kinderen zijn 5 kinderen te laat gekomen. Hoeveel procent is dat?
A
50 %
B
5 %
C
1 %
D
10 %
Slide 7 - Quiz
Schrijf de breuk 4/5 als decimaal getal
Slide 8 - Open question
Welk decimaal getal hoort er bij de breuk ?
52
Slide 9 - Open question
Welk decimaal getal hoort er bij de breuk ?
2103
Slide 10 - Open question
Welk decimaal getal hoort er bij de breuk ?
181
Slide 11 - Open question
Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal. = ...
10024
A
24
B
2,4
C
0,24
D
0,024
Slide 12 - Quiz
Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal. = ...
109
A
9,0
B
0,9
C
0,09
D
0,009
Slide 13 - Quiz
0,70
0,50
0,40
66,67
0,75
7/10
2/5
2/3
3/4
5/10
Slide 14 - Drag question
Op het Zone College zitten 422 leerlingen. 14,5 % van de leerlingen is niet op vakantie geweest. Hoeveel leerlingen zijn dat?
A
61
B
61,19
C
60
D
59,29
Slide 15 - Quiz
Een rekenmachine kost 19,95. Maar dat is exclusief BTW. Hoeveel kost de rekenmachine inclusief BTW?
A
€ 21,75
B
€ 24,14
C
€ 24
D
€ 4,19
Slide 16 - Quiz
Onder onderzoek bij 200 studenten blijkt dat van die 200 ondervraagden er 134 studenten een bijbaan heeft. Hoeveel procent is dat?
A
33%
B
66%
C
268%
D
67%
Slide 17 - Quiz
Op een festival worden 2455 cocktails verkocht. Daarvan zijn er 879 met de smaak Moijto. Hoeveel procent is dat?
Slide 18 - Open question
Een jas kostte €50, hij wordt 10% duurder. De jas kost nu €60
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quiz
Een broek kostte €40 en wordt 25% goedkoper, hij kost nu €30
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Een scooter kost € 2000 exclusief 21% BTW. Inclusief BTW betaal je € 2210
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Nora koopt een cd in de opruiming. De cd kost €16,95. Ze krijgt 59% korting. Hoeveel korting krijgt ze? Sleep de juiste getallen in de verhoudingstabel.
procent
euro
16,95
100
6,95
1
X
59
Slide 22 - Drag question
Wat is een relatieve toename?
A
een toename in getallen
B
een toename in euro's
C
een toename in procenten
Slide 23 - Quiz
Een fiets heeft een adviesprijs van € 1099. In de aanbieding is de prijs € 749. Je moet de procentuele afname berekenen. Welk bedrag hoort bij 100%?
A
1099
B
749
Slide 24 - Quiz
9. Bekijk de advertentie hiernaast. Hoeveel procent is de korting?
A
1,9%
B
18,7%
C
46,4%
D
65%
Slide 25 - Quiz
Een voetbalvereniging had in 2015 425 leden. Nu hebben ze 820 leden. Met hoeveel procent is het ledenaantal toegenomen?
1
X
395
425
100
92,9
Procent
Aantal
820
192,9
51,8
Slide 26 - Drag question
In een aquarium zitten 12 vissen, er zijn 5 rode vissen. Hoeveel procent van de vissen is rood?
1
X
5
12
100
41,7
Procent
Aantal
Slide 27 - Drag question
Het hoofdstuk over procenten gaat echt voor 100% goedkomen!