Wie is de mol? 4V

Welkom bij Wie is de Mol!
Je bent uitverkoren om dit spel vol spanning en sensatie zelf te beleven. Samen met jullie klas moeten verschillende opdrachten worden afgerond om punten te verdienen voor de pot. Maar onder jullie bevindt zich een saboteur: de MOL. Hij of zij zal er alles aan doen om de opdrachten te laten mislukken. Wie? Tja, dat is nu juist de vraag!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Wie is de Mol!
Je bent uitverkoren om dit spel vol spanning en sensatie zelf te beleven. Samen met jullie klas moeten verschillende opdrachten worden afgerond om punten te verdienen voor de pot. Maar onder jullie bevindt zich een saboteur: de MOL. Hij of zij zal er alles aan doen om de opdrachten te laten mislukken. Wie? Tja, dat is nu juist de vraag!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

klaar voor de test?
Pak je rekenmachine erbij en de site van de BINAS (dat is je 'mol-boekje', zie link volgende pagina)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

De opdracht
Maak met zijn allen de volgende meerkeuze vragen binnen de tijd. Je mag elkaar natuurlijk helpen. Jullie hebben hier 15 minuten voor. 
Turf hoe vaak A/B/C of D op het white board.  

Als alles goed is, gaan er 10 atomen in de pot. Bij 1 fout 9, 2 fout 8 etc. Bij 10 fout is het op. 
  

Slide 5 - Slide

De mol is ........
A
.... een vrouw
B
..... een man
C
..... een aantal
D
..... een chemische formule

Slide 6 - Quiz

Welk getal komt overeen met mol?
A
6,2 * 10^23
B
6,0 * 10^23
C
1,6 * 10^-27
D
1,7 * 10^-24

Slide 7 - Quiz

Naar wie is het getal 'mol' vernoemd?
A
Newton
B
Van der Waal
C
Bohr
D
Avogadro

Slide 8 - Quiz

Hoeveel zuurstof atomen zitten er in 1 mol watermoleculen?
A
1
B
1 mol
C
2
D
2 mol

Slide 9 - Quiz

Van mol naar gram doe je...
A
Keer dat grote getal
B
Gedeeld door dat grote getal
C
Keer de molecuulmassa
D
Gedeeld door de molecuulmassa

Slide 10 - Quiz

van kg naar mol moet je....
A
gedeeld door 1000 en dan gedeeld door de molecuulmassa
B
gedeeld door 1000 en dan keer de molecuulmassa
C
keer 1000 en dan gedeeld door de molecuulmassa
D
keer 1000 en dan keer de molecuulmassa

Slide 11 - Quiz

Bereken: 400,8 gram calcium komt overeen met:
A
10 mol calcium
B
1,0 mol calcium
C
10 mol kalium
D
1,0 mol kalium

Slide 12 - Quiz

Bereken: 5,80 mol bariumnitraat komt overeen met (niet op significantie letten):
A
994 gram
B
1.516 gram
C
1.208 gram
D
1.354 gram

Slide 13 - Quiz

Bereken: 10,0 gram alcohol (ethanol) komt overeen met...
A
0,217 mol
B
0,312 mol
C
0,167 mol
D
0,0555 mol

Slide 14 - Quiz

De eenheid van molariteit is...
A
gram / L
B
mol / L
C
L / gram
D
L / mol

Slide 15 - Quiz

Stel, je hebt 200 mL van een suiker-oplossing van 0,5 mol/L. Hoeveel suiker zit daarin?
A
1,0 mol
B
0,5 mol
C
0,2 mol
D
0,1 mol

Slide 16 - Quiz

Je hebt 0,20 mol van een zout opgelost tot een 0,50 M oplossing. Hoeveel liter oplossing heb je gemaakt?
A
0,40
B
2,5
C
0,50
D
0,10

Slide 17 - Quiz

1,0 mol van een gas komt overeen met 24,5 L. Stel, je hebt 49 L van dat gas. Dat is ....
A
24 mol
B
2,0 mol
C
24,5 mol
D
0,50 mol

Slide 18 - Quiz

Methaan reageert met zuurstof in de molverhouding.....
A
1 : 1
B
1 : 3
C
2 : 1
D
1 : 2

Slide 19 - Quiz

In een toetsvraag wordt gevraagd hoeveel mol zout er in de zee zit....
A
Dat is een makkie!
B
Dat is een lastige opdracht!
C
Dat is een mollenstreek!
D
Dat is goed te doen!

Slide 20 - Quiz

In een toetsvraag wordt gevraagd hoeveel mol zout er zit in een liter zeewater.
A
Makkie! Staat in BINAS
B
Goed te doen! BINAS 64A en effe rekenen!
C
Dat is wéér een mollenstreek!
D
Alleen voor Einstein! BINAS 64A en uren rekenen!

Slide 21 - Quiz

De molaire massa van ijzer(III)oxide is...
A
71,844 g/mol
B
231,53 g/mol
C
159,69 g/mol
D
106,87 g/mol

Slide 22 - Quiz

Bereken: Het massa% ijzer in ijzer(III)oxide is...
A
69,9 %
B
60,0 %
C
40,0 %
D
70,0 %

Slide 23 - Quiz

Stel, je hebt 0,10 M aluminiumsulfaat-oplossing. Wat is de concentratie sulfaat-ionen?
A
0,10 mol/L
B
0,30 mol/L
C
0,20 mol/L
D
Dat kun je niet weten.

Slide 24 - Quiz

Wie is de Mol?
A
De scheikunde-docent
B
6,02 * 10^23
C
De drukste leerling
D
de roostermaker

Slide 25 - Quiz