This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Omzet min inkoopwaarde
Slide 2 - Slide
Een negatief bedrijfsresultaat
Slide 3 - Slide
Waarom zijn veel winkels met buitenlandse levensmiddelen in woonwijken van steden gevestigd en niet in het centrum?
Slide 4 - Open question
Bedenk twee typen winkels die zich niet in het centrum willen of kunnen vestigen. Leg uit waarom.
Slide 5 - Open question
Inkoopwaarde goederen: 6000 euro Bedrijfskosten: 1500 euro Afzet 500 stuks Gemiddelde verkoopprijs: 20 euro Wat is de brutowinst?
A
10000 euro
B
8500 euro
C
4000 euro
D
2500 euro
Slide 6 - Quiz
Een kledingzaak verkoopt 100 broeken tegen een verkoopprijs van 80 euro. De inkoopwaarde van de omzet is 40% van de verkoopprijs. Welke conclusie is juist?
A
De omzet is 4800 euro
B
De brutowinst per broek is 32 euro
C
De inkoopwaarde is 48 euro per broek
D
De brutowinst is 4800 euro
Slide 7 - Quiz
Inkoopwaarde van de goederen 8000 euro Gemiddelde verkoopprijs 50 euro Afzet 400 stuks Nettowinst 9500 euro Wat zijn de bedrijfskosten?
De afzet waarbij er geen winst en geen verlies wordt gemaakt.
Break-evenomzet (BEO)
Break-evenomzet = break-evenafzet x verkoopprijs exclusief BTW
Slide 12 - Slide
Rekenvoorbeeld
Delta NV handelt in 1 product. De verkoopprijs is €200,-, de inkoopprijs is €110,- en de overige variabele kosten zijn €10,- per product. De totale constante kosten zijn €800.000,- per maand.
Bereken de break-evenafzet en de break-evenomzet.
Slide 13 - Slide
Rekenvoorbeeld uitkomst
BEA = vaste kosten/(verkoopprijs-variabele kosten per
product)
BEA = €800.000/(€200-€120)
BEA = 10.000 stuks
BEO = BEA * verkoopprijs
BEO = 10.000 * €200
BEO = € 2.000.000
Bereken de break-evenafzet en de break-evenomzet.
Slide 14 - Slide
Vaste kosten
Variabele kosten
Premie brandverzekering
inkoopwaarde van de omzet
werknemer in vaste dienst
kosten verpakkingsmateriaal
uitzendkracht in drukke tijden
Slide 15 - Drag question
Bereken de break-evenomzet bij 800 stuks. Verkoopprijs 250 euro Variabele kosten per product 175 euro Vaste kosten 60000 euro
Slide 16 - Open question
Bereken de break-evenafzet. Verkoopprijs 150 euro Variabele kosten per product 100 euro Vaste kosten 50000 euro