Bepaalde en onbepaalde lidwoorden
Het Nederlands kent drie lidwoorden (lw):
de, het en
een.
De hond loopt via een tuinpad naar het huis.
‘De’ en ‘het’ zijn bepaalde lidwoorden:
de hond (je weet precies welke hond)
‘Een’ is een onbepaald lidwoord:
een tuinpad (je weet niet precies welk tuinpad)