This lesson contains 38 slides, with text slides and 1 video.
Hierbij bepaal je voor elk woord tot
welke woordsoort het behoort.
Namen van woordsoorten zijn bijvoorbeeld lidwoord, werkwoord en zelfstandig naamwoord.
Er zijn drie lidwoorden:
- de
- het ('t)
- een ('n)
De en het zijn bepaalde lidwoorden.
Een is een onbepaald lidwoord.
Woorden voor:
mensen
dieren
planten/natuurverschijnselen
dingen/gevoel
(eigen) namen
- heeft meestal een enkelvoud en een meervoud
(vriend - vrienden)
- kan vaak klein of groot gemaakt worden
(taart - taartje)
- staat vaak met een lidwoord geschreven
(de klas, een boek, het paard)
- 'Doe-werkwoorden' = zww > 1x per enkelvoudige zin
- 'Zijn/is-werkwoorden' = kww > 1x per enkelvoudige zin
- 2 ww of meer in een enkelvoudige zin = dan hww (evt. meerdere) + 1 zww óf 1 kww.
* Let op: je hebt kww en zww nooit samen in een enkelvoudige zin!
- staat meestal in de buurt van een zn
- heeft een korte en een lange vorm
- kent de trappen van vergelijking
- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord
- het spannende boek
- een spannend boek
- het boek is spannend
STOFFELIJK
BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
- het gouden horloge
- een papieren tas
de zijden bloemen
- de houten tafel
BIJVOEGLIJK NAAMWOORD VAN EEN WERKWOORD
(verven) - het geverfde huis
(ontdooien) - de ontdooide maaltijd
(ontwerpen) - het speciaal ontworpen toestel
VOORZETSEL
Vaak staan er één of meer woorden tussen het voorzetsel en het woord waar het bij hoort
op de tafel - in de kast - achter het behang
op de houten tafel - na een halve minuut - in de grote groene tent
VAST VOORZETSEL
Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel dat je niet kunt vervangen: een vast voorzetsel
Het boek bestaat uit zes hoofdstukken.
Ik houd van kip met frietjes en appelmoes.
Bepaalde hoofdtelwoorden
Noemt een bekend aantal of bekende hoeveelheid
Voorbeeld
Zeven boeken, zesendertig koeien, drie vijfde van de klas
Voorbeeld
Veel, weinig, enkele
Bepaalde rangtelwoorden
Geeft een bekende plaats in een rij aan
Voorbeeld
Zevende, zesendertigste
Voorbeeld
Middelste, zoveelste, laatste, hoeveelste
Het pers.vnw verwijst naar:
een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.
ik, hij, zij, het, wij, jullie, ons,
jou, ons, hen, mij, hem..........Het bez.vnw geeft een bezit aan. Het komt samen met een zn; het staat vóór het bezit.
Dat is mijn verloren gewaande fiets.
Het is jouw boek.
Daar loopt zijn stoere vader.
Dat is mijn boek. bez.vnw.
Dat boek is van mij. pers.vnw
LEER DIT UIT JE HOOFD!
wie, wat, welke, wat voor (een)
Let op:
waarom, wanneer, hoe, waar zijn geen vraagwoorden, maar bijwoorden!
LEER DIT UIT JE HOOFD!
> deze/die/dit/dat/dergelijke/diegene/datgene/dezelfde
> zulk(e)/zo'n/zelf
Wijst iets of iemand aan
die man
deze vrouw
dat huis
Geheugensteuntje: Je kunt erbij wijzen