Logistiek

Boek 
Ontvangst en opslag

H1. Logistiek
1 / 11
next
Slide 1: Slide
LogistiekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Boek 
Ontvangst en opslag

H1. Logistiek

Slide 1 - Slide

Wie verzorgt het transport van de goeden in opdracht van andere bedrijven?
A
Verlader
B
Expediteur
C
Groothandel
D
Transporteur

Slide 2 - Quiz

Hier worden grote partijen goederen aangekocht bij producenten en importeurs om ze vervolgens in kleinere hoeveelheden en aantallen te verdelen en te verkopen.
A
Expeditie
B
Producent halffabricaten
C
Groothandel
D
Detailhandel

Slide 3 - Quiz


De vrachtwagen rijdt weg bij het magazijn om winkels te bevoorraden. Dit is een voorbeeld van:
A
Interne Goederenstroom
B
Externe Goederenstroom

Slide 4 - Quiz

1
2
3
4
5
Zet de volgende schakels op de juiste plek in de bedrijfskolom
Importbedrijf
Exportbedrijf
Producent
Detailhandelsbedrijf
Groothandelsbedrijf

Slide 5 - Drag question


Sommige goederen gaan na de ontvangst direct door naar de expeditieafdeling en worden dus niet opgeslagen. Dit noem je:
A
Inslag
B
Uitslag
C
Omslag
D
Crossdocking

Slide 6 - Quiz

o ​​Verlader: Wil goederen verplaatsen van A naar B
​o Expediteur: Regelt in opdracht van andere bedrijven het vervoer
​o Transporteur: Verzorgt het transport
​o Distributiecentrum: Opslag en distributie van goederen
​o Ontvanger: Degene voor wie de goederen bestemd zijn
Partijen in de logistiek

Slide 7 - Slide

Zet de volgende woorden op de juiste plek in de tekst:
De Belgische bierbrouwer verkoopt het bier aan een          ...............................          in België. Die verkoopt de goederen vervolgens aan een          .........                    in Nederland. 
Via de goothandel komen de goederen dan uiteindelijk bij het 
Importbedrijf
Exportbedrijf
Detailhandelsbedrijf

Slide 8 - Drag question

Zet de volgende begrippen op de juiste plek in de afbeelding:
Ontvangst
Expeditie
Outbound
Inslag
Inbound
Uitslag
Omslag

Slide 9 - Drag question

Hoeveel medewerkers heeft een middenbedrijf?
A
minder dan 10 medewerkers
B
tien tot honderd medewerkers
C
vijftig tot honderd medewerkers
D
honderd medewerkers of meer

Slide 10 - Quiz

Dit was hoofdstuk 1

Slide 11 - Slide