This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Test Je Kennis Boek
Ontvangst en opslag
Slide 1 - Slide
Wat is ompakken?
A
Goederen in het magazijn verplaatsen
B
Goederen opnieuw verpakken
C
Goederen in het magazijn opslaan
D
Het verzamelen van goederen
Slide 2 - Quiz
o De weg die producten afleggen
o Elke schakel in de bedrijfskolom is een bedrijfstak
o Consumenten zelf zijn geen schakel
Bedrijfskolom
Fabrikant / Producent: Bedrijf die de goederen maakt
Groothandel: Koopt producten in om ze weer aan andere bedrijven door te verkopen
Detailhandel: Verkoopt aan de eindgebruikers
Slide 3 - Slide
1
2
3
4
5
Zet de volgende schakels op de juiste plek in de bedrijfskolom
Importbedrijf
Exportbedrijf
Producent
Detailhandelsbedrijf
Groothandelsbedrijf
Slide 4 - Drag question
o Verlader: Wil goederen verplaatsen van A naar B
o Expediteur: Regelt in opdracht van andere bedrijven het vervoer
o Transporteur: Verzorgt het transport
o Distributiecentrum: Opslag en distributie van goederen
o Ontvanger: Degene voor wie de goederen bestemd zijn
Partijen in de logistiek
Slide 5 - Slide
De vrachtwagen rijdt weg bij het magazijn om winkels te bevoorraden. Dit is een voorbeeld van:
A
Interne Goederenstroom
B
Externe Goederenstroom
Slide 6 - Quiz
Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet)
Wet waarin de regels staan over veiligheid, gezondheid en welzijn op de werkplek:
- Schone en veilige werkplek. - Werknemers mogen zichzelf en anderen niet in gevaar brengen. - Werkgever is verantwoordelijk voor de controle op de naleving van de
arbeidsomstandighedenwet.
Slide 7 - Slide
Wat is een PBM?
A
Publieke beschermings middel
B
Prima beschermingsmiddel
C
Paarden beschermings middel
D
Persoonlijke beschermingsmiddel
Slide 8 - Quiz
Inbound: Ontvangst - Inslag - Opslag
Outbound: Uitslag - Expeditie
Goederenstroom
Ken die
begrippen
Slide 9 - Slide
Zet de volgende begrippen op de juiste plek in de afbeelding:
Ontvangst
Expeditie
Outbound
Inslag
Inbound
Uitslag
Omslag
Slide 10 - Drag question
Zet de volgende woorden op de juiste plek in de tekst:
De Belgische bierbrouwer verkoopt het bier aan een ............................... in België. Die verkoopt de goederen vervolgens aan een ......... in Nederland.
Via de goothandel komen de goederen dan uiteindelijk bij het
Importbedrijf
Exportbedrijf
Detailhandelsbedrijf
Slide 11 - Drag question
Sommige goederen gaan na de ontvangst direct door naar de expeditieafdeling en worden dus niet opgeslagen. Dit noem je:
A
Inslag
B
Uitslag
C
Omslag
D
Crossdocking
Slide 12 - Quiz
Communicatie is het overbrengen van informatie door de ene persoon (zender) aan een andere persoon (ontvanger) en is vooral gericht op het uitwisselen van kennis.
Is er verstoorde communicatie? Dan spreken wij over miscommunicatie.
Communicatie
Slide 13 - Slide
Dit gesprek is aan regels gebonden, heeft een vast verloop en de gesprekspartners hebben een bepaalde rol:
A
Informele communicatie
B
Formele communicatie
Slide 14 - Quiz
Lichaamstaal is een voorbeeld van:
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
Slide 15 - Quiz
Open vraag
Gesloten vraag
Sleepvraag
Sleep de vraag naar het juiste vak. Gesloten of open vraag.
Hoe was je dag vandaag?
Waarom vind jij opslag zo leuk?
Vind jij rekenen leuk?
Heb jij de opdrachten gemaakt?
Wat bedoel je met misschien?
Hou jij van chocolade?
Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?
Slide 16 - Drag question
Hoofdstuk 2
Heftrucks en pallets
Lastdiagram
Een lastdiagram laat in een handig overzicht zien wat er gebeurt, zodra de hefhoogte oploopt. Hoe hoger de hefhoogte, hoe lager het toegestane gewicht van de last om omkantelen van de truck te voorkomen.
Slide 17 - Slide
Je hebt een last van 700 kg. Je wil 5,4 meter hoog. Wat is de maximale zwaartepuntafstand?
A
50 cm
B
70 cm
C
60 cm
D
80 cm
Slide 18 - Quiz
A
Afzethoogte
B
Doorrijhoogte
C
Vrije hefhoogte
D
Hefhoogte
Slide 19 - Quiz
Bekijk de afbeelding -->
Hoeveel Kilo mag er op elke ligger?
Slide 20 - Open question
Heb je ondertussen vragen?
Durf ze gewoon te stellen aan de docent!
Slide 21 - Slide
Labelen is goederen voorzien van een sticker of etiket met een code en/of informatie over het product.
A
Dat is waar
B
Dat is niet waar
Slide 22 - Quiz
Sleep de afbeeldingen en de beschrijving naar het juiste vakje
Afbeelding
Gebods
bord
Afbeelding
Verbods
bord
Afbeelding
Waarschuwings
bord
Afbeelding
Reddings
bord
Beschrijving gebodsbord:
Beschrijving reddingsbord:
Beschrijving verbodsbord:
Beschrijving waarschuwingsbord:
Iets wat je moet doen.
Iets wat je niet mag doen
Waarschuwt tegen gevaar
Levensreddend materiaal
Slide 23 - Drag question
Intern transport vindt plaats binnen het magazijn zelf.
Extern transport is het goederenvervoer dat plaatsvindt buiten het bedrijf.
De meeste verticale transportmiddelen kun je ook voor horizontaal transport gebruiken. Dit zijn tweedimensionale transportmiddelen.
Een transportmiddel dat alleen heen en weer kan bewegen, is een eendimensionaal transportmiddel.
Interne transportmiddelen
Horizontaal
Verticaal
Slide 24 - Slide
Stapelaar =
Magazijnwagen =
Trogtransporteur =
AGV =
SBA =
Orderverzameltruck =
Welk transportmiddel is horizontaal of verticaal.
Sleepvraag:
Horizontaal
Verticaal
Horizontaal & Verticaal
Horizontaal
Verticaal
Verticaal
Slide 25 - Drag question
Verse vis wordt aangeleverd op ijs (0-2°C). Het is daarom belangrijk dat vis op constante temperatuur gehouden wordt. De vis wordt vervoerd en opgeslagen in een:
A
Koelcel
B
Vriezer
C
Gesloten koelketen
D
Koelketen
Slide 26 - Quiz
Sleep de omschrijving naar het juiste deel in de stelling.
Schap
of
Etage
Kolom
of
Sectie
Slide 27 - Drag question
Welk soort pallet is dit? Sleep alle juiste antwoorden naar de pallet. Let op. Er zijn dus meerdere antwoorden goed.
Europallet
Blokpallet
Tweewegspallet
Enkeldekspallet
100 x 120 cm
Vierwegspallet
80 x 120 cm
Slide 28 - Drag question
Sleepvraag:
Laadperron
Dockshelter
Laadkuil
Dockleveler
Slide 29 - Drag question
Hoe noem je een reservevoorraad waaruit de werkvoorraad wordt aangevuld:
A
Een Grijpvoorraad
B
Een Pickvoorraad
C
Een Werkvoorraad
D
Een Bulkvoorraad
Slide 30 - Quiz
sleepvraag
Behandelingsetiket
milieukenmerk
CE - markering
Gevarenetiket
Kringlooplogo
Slide 31 - Drag question
Sleepvraag: Wie zei wat?
"Hasta la vista, baby"
“They Drew First Blood.”
"I’m Your Father"
"Ik Kies Jou Pikachu"
Slide 32 - Drag question
Wat is een AVC-vrachtbrief?
A
een vervoersdocument dat wordt gebruikt voor nationaal en internationaal vervoer over de weg
B
een vervoersdocument dat wordt gebruikt bij het internationaal vervoer van goederen
C
een vervoersdocument dat wordt gebruikt bij het vervoer van goederen binnen Nederland
D
een document om te controleren of er te veel of te weinig is geleverd. Of breuk te controleren.
Slide 33 - Quiz
AVC Vrachtbrief
CMR Vrachtbrief
Slide 34 - Drag question
Retourgoederen zijn artikelen die je terugstuurt naar de leverancier. Waar of niet waar
A
Waar
B
Niet waar
Slide 35 - Quiz
Verpakkingsmateriaal waar statiegeld op zit.
A
Retourgoederen
B
Pallet
C
Emballage
D
Kledingrek
Slide 36 - Quiz
Labelen of labeling is goederen voorzien van een sticker of etiket met een code en/of informatie over het product
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 37 - Quiz
De manier waarop je goederen opslaat, hangt voor een belangrijk deel af van de eigenschappen van de goederen zoals:
Slide 38 - Slide
- Vastelocatiesysteem
Alle goederen hebben een vaste opslaglocatie in het magazijn.
- Vrijelocatiesysteem
Hier kan je een artikel op elke lege plaats in het magazijn opslaan.
- Semivrijelocatiesysteem
Een combinatie van het vrijelocatiesysteem en het vastelocatiesysteem.
Het opslagsysteem bepaalt op welke locaties bepaalde goederen mogen staan. De belangrijkste opslagsystemen zijn:
Slide 39 - Slide
Op welke manier sla je pallets met verse groenten op?