Dit is een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen in de behandelde periode, met steden en burgers als rode draad.
Welke gebeurtenissen en ontwikkelingen kunnen ook toegevoegd worden?
Verstedelijking zorgde in de hoge middeleeuwen voor een groeiende bevolkingsgroep van gewone mensen die noch van adel, noch horige boeren waren. Binnen de grenzen van de stad, en dankzij onderlinge solidariteit, konden zij hun gang gaan. Dankzij een gunstige wisselwerking met het achterland waar landbouw plaatsvond, kon zich in de Vlaamse steden een sterke lakennijverheid (textielproductie) ontwikkelen. Dat leverde exportproducten en daarmee handel en rijkdom. De meest fortuinlijke onder de stadsburgers profiteerden sterk en werden zeer rijk. Ambachts- en kooplui begonnen zich te verenigen in gildes. Deze kregen veel macht, en samen met het stadsbestuur konden ze zich met succes verzetten tegen, of onderhandelen met, de landsheren. Toen in de zestiende eeuw die landsheren hun macht over de steden en burgerij probeerden te vergroten, leidde dat tot verzet. De Noordelijke Nederlanden scheidden zich af van het rijk van de Spaanse koning, en stichtten een Republiek. Leden van de burgerij konden relatief makkelijk meedelen in de groeiende welvaart dankzij internationale handelsvaart (o.a. VOC) en laagdrempelige aandelenhandel. In de Republiek had de regentenklasse, de hoogste laag van de stedelijke burgerij, het voor het zeggen. Dit staat in contrast met de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in de rest van Europa in dezelfde periode. Daar zorgde het sterke feodale stelsel voor minder verstedelijking en minder handel. Europese monarchen hadden de touwtjes over het algemeen stevig in handen, en focusten zich daarbij vooral op buitenlandse oorlogen en het behouden van de binnenlandse macht, in plaats van op de economie.