CKV H4-A4 beeldend verkennen en verbreden

Beeldend
1 / 18
next
Slide 1: Slide
CKVMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Beeldend

Slide 1 - Slide

Beeldend verkennen
Bij beeldende kunst wil de kunstenaar iets uitbeelden en kiest daar een eigen manier voor. Lange tijd gold voor deze kunst dat ze “stilstaan”, maar tegenwoordig speelt beweging een rol, bijvoorbeeld bij bewegende sculpturen en video-installaties. Veel denkers en kunstenaars hebben geschreven wat ze onder kunst verstaan, maar door de eeuwen heen werden de grenzen van beeldende kunst steeds verder opgerekt. Tegenwoordig bepaalt de kunstmarkt (een netwerk van kunst- handelaren, musea, kunstacademies en verzamelaars) wat wel of geen kunst is. Tegenwoordig hoef je niet perse naar musea te gaan om kunstwerken te bekijken. Je kunt ze op het Internet vinden. Daarbij ontdek je werkstukken van minder bekende kunstenaars.
                                          LEERDOELEN
  1. Je kent de genres en kenmerken van de discipline beeldende kunst.
  2. Je kunt een onderbouwde mening geven over de schoonheid of lelijkheid van een kunstwerk.
  3. Je kunt de kenmerken toepassen in de  keuzeopdracht.

Beeldende kunst is een vorm van kunst waarbij de afbeelding of uitbeelding vooropstaat. Iets kan op het platte vlak of ruimtelijk worden afgebeeld.
Beeldende kunst is heel breed: schilderkunst, tekenkunst, grafisch werk (drukwerk), beeldhouwkunst of installatiekunst (kunst waarbij de hele ruimte gevuld is). 

Slide 2 - Slide

Verkennen vervolg 
Als we naar kunst kijken, hebben we snel een oordeel klaar: we vinden iets mooi of lelijk. Dit oordeel gaat vaak gepaard met onze emoties. De emoties kunnen positief (bv een bewondering, ontroering) of juist negatief zijn (bv afkeer of een shock). Heb je ooit een beeldend kunstwerk gezien dat zo’n indruk op je maakte dat je het niet meer vergeten bent?






                                                          mooi of lelijk?                                                      

Slide 3 - Slide

Zoek een foto van een werk dat (heel) veel indruk op je heeft gemaakt en upload de foto. Je moet ook kunnen uitleggen waarom het je raakte in positieve of negatieve zin.

Slide 4 - Open question

KENMERKEN BEELDEND
Lees onderstaande kenmerken
Vorm
In een schilderij kun je verschillende vormen herkennen. Deze kunnen verdeeld worden in organische vormen, geometrische vormen en gestileerde vormen.

Compositie
Je kijkt hoe alle vormen geordend zijn in een beeld. Dat heet compositie. Als een voorwerp in het midden van een schilderij staat noemen we dat centrale compositie. Als voorwerpen schuin in een afbeelding staan noemen we dat diagonale compositie.Als een voorwerp door de lengte van een schilderij staat, noemen we dat verticale compositie. Als een voorwerp over de breedte van een schilderij ligt, is er sprake van de horizontale compositie. Als voorwerpen over de hele oppervlakte van een schilderij verspreid zijn, is er sprake van de overal compositie. 
Kleur
Wat ook van belang is in het analyseren van een beeldend kunstwerk, is het kleurgebruik. Er bestaan: primaire (geel, rood, blauw), secundaire (oranje, paars, groen) en tertiaire (een combinatie van de primaire en secundaire kleuren). 
Voorstelling
Wat stelt een schilderij voor? Soms is het makkelijk te herkennen en soms moet je goed kijken om te zien wat er allemaal wordt afgebeeld. Een schilderij kan figuratief zijn (je herkent de vormen die met de werkelijkheid te maken hebben) of abstract (heeft niets met de werkelijkheid te maken).

Materiaal en techniek
Dit heeft te maken met wat er gebuikt is bijv. olieverf, acrylverf, waterverf of spuitbussen. Het is mogelijk op verschillende achtergronden te schilderen, bv: op een houten paneel, glas, papier, metaal enz. Er wordt vaak zand, zaagsel en poeders door de verf gemengd. Je kunt ook een structuur aanbrengen door met dikke klodders verf te werken.

Licht en ruimte
In de vormgeving is het licht en de schaduwwerking belangrijk. Een schaduw creëert diepte in een beeld. Eigenschaduw is schaduw op een object zelf, zoals de niet belichte kant van een gezicht. Slagschaduw is een schaduw van een object op een ondergrond of een ander object. Ruimte kan op een tweedimensionaal vlak op verschillende manieren gesuggereerd worden door de overlapping (een object staat voor het andere object) of het lijnperspectief, waarbij diepte gecreëerd wordt door lijnen die naar een verdwijnpunt lopen.

Slide 5 - Slide

Doe vraag
Ga naar je docent en vraag het opdrachtenblad COMPOSITIE.
Maak de opdracht.
Ga daarna verder met deze LessonUp.

Slide 6 - Slide

GENRES IN BEELDEND
Lees onderstaande genres en beantwoord dan de vragen op de volgende slide
Barok
Dit was de kunststroming in het Europa van de 17e eeuw, waarin veel aandacht besteedt werd aan een overdaad van versiering in gebouwen, schilderijen en beeldhouwwerken. De overdreven “ theatrale” effecten met diepe verschillen (contrasten) tussen licht en donker waren goed te zien, vooral in de schilderkunst van deze tijd. De schilders wilden zo “echt”, zo realistisch mogelijk, details en met veel diepte (met behulp van lijnperspectief) schilderen.

Futurisme
Deze kunststroming was op de toekomst gericht, en tegen de tradities van de 19e eeuw. Het verheerlijkte lawaai, beweging, snelheid, techniek, oorlog en dynamiek. Het idealiseerde alles wat modern, nieuw en snel was. Men bewonderde de schoonheid van het machinetijdperk.

Pop Art
Popart is een kunststroming die in de jaren 50 en 60 erg populair was. De naam is eigenlijk afgeleid van "popular culture". De stroming is ontstaan als protest tegen de Amerikaanse stroming "abstract expressionisme". Pop-art stond voor vrijheid.De thema's die worden gebruikt zijn alledaagse dingen. Tijdschriften, reclame, televisie en stripverhalen. 

Post impressionisme
 De postimpressionisten onderzochten het overbrengen van emotie, structuur compositie en de waargenomen werkelijkheid. Het postimpressionisme wil verder gaan dan alleen weergeven wat kan worden waargenomen. De werkelijkheid wordt (minder of meer) vervormd in vorm en kleur.
Street Art
Street Art is een wereldwijde beweging binnen de graffitikunst, waarin niet alleen spuitverf gebruikt wordt om kunstwerken te maken. De meeste street art komt in de vorm van stickers, sjablonen en posters, maar ook illegaal geplaatst beelden en schilderijen vallen hieronder, Sommigen noemen deze kunst vandalisme.

Slide 7 - Slide

1. Bekijk hier de afbeelding en het bijbehorend filmpje op de volgende
dia. Schrijf de naam van de kunstenaar op en de stroming waartoe
dit werk behoort. Beschrijf het kenmerk dat je het meest
opvallend vindt. Kijk het filmpje helemaal uit en schrijf dan de
antwoorden hier op.

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Video

2 Bekijk de afbeelding en het bijbehorende
filmpje. Schrijf de naam van de kunstenaar
op en de stroming waartoe dit werk behoort.
Beschrijf het kenmerk dat je het meest
opvallend vindt. Kijk het filmpje helemaal uit

Slide 10 - Open question

3. Bekijk hier de afbeelding en het bijbehorend filmpje op de volgende
dia. Schrijf de naam van de kunstenaar op en de stroming waartoe
dit werk behoort. Beschrijf het kenmerk dat je het meest
opvallend vindt. Kijk het filmpje helemaal uit en schrijf dan de
antwoorden hier op.

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Video

1. Bekijk de afbeelding en het bijbehorende filmpje (zie volgende dia
voor de website waarop je het filmpje kunt vinden) Schrijf de naam van
de kunstenaar op en de stroming waartoe dit werk behoort
Beschrijf het kenmerk dat je het meest opvallend vindt.
Kijk het filmpje helemaal uit

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Link

1. Bekijk de afbeelding en het bijbehorende
filmpje. Schrijf de naam van de kunstenaar
op en de stroming waartoe dit werk behoort.
Beschrijf het kenmerk dat je het meest
opvallend vindt. Kijk het filmpje helemaal uit

Slide 15 - Open question

VERBREDEN BEELDEND
Bij verbreden kijken we naar beeldend werk vanuit de dimensie schoonheid en lelijkheid. Je kunt iets mooi of lelijk vinden, dat heeft met smaak te maken. Iedere tijd heeft regels die met het schoonheidsideaal te maken hebben. In de schilderkunst voor de 20ste eeuw moest alles er bijvoorbeeld natuurgetrouw en geïdealiseerd uitzien. Ook materialen, vormgeving en compositie kunnen een schilderij “mooi” of “lelijk” maken.
  1. Materialen: Elke verfsoort heeft zijn eigen uitstraling, bv olieverf is glanzend en dekkend. Je kunt ook een structuur aanbrengen door met dikke klodders verf te werken. Dat heet “ impasto”. Rembrandt en Van Gogh hebben deze techniek vaak gebruikt. Er zijn ook “fijnschilders” die een schilderij van dunne en precieze laagjes verf voorzien. Graffiti is ook een vorm van schilderkunst. In plaats van penselen gebruik je een spuitbus. Vanaf de 20e eeuw kiezen de kunstenaars voor ongebruikelijke materialen en combinaties, zoals kunststof en afval.   
  2. In de vormgeving is het licht en de schaduwwerking belangrijk. Een schaduw creëert diepte in een beeld. Eigenschaduw is schaduw op een object zelf, zoals de niet belichte kant van een gezicht. Slagschaduw is een schaduw van een object op een ondergrond of een ander object.
  3. Figuratief, abstract en compositie: wat kun je daarvan zeggen bij de plaatjes op de volgende dia? Sleep ze naarde juiste omschrijving.


Slide 16 - Slide

FIGURATIEF

ABSTRACT

COMPOSITIE

Slide 17 - Drag question

Maak deze vraag in Word en lever in bij je docent.
Je hebt kennis gemaakt met verschillende beeldende kunstenaars. Je kiest er één uit die je het meest interessant vindt. Beantwoord onderstaande vragen op, maak er dan een lopend verhaal van en voeg afbeeldingen toe, 
  1. Hoe heet de Kunstenaar?
  2. Wanneer leefde de door jou gekozen kunstenaar? Noem zijn geboorte- en eventueel overlijdensplaats.
  3. Noem de 3 kunstwerken die jou het meest aanspreken, de titels en het ontstaansjaar.
  4. 2. Je kiest één van de door jou gekozen kunstwerken en beantwoord de volgende vragen over dit werk:
  5. Is het een twee- of driedimensionaal werk of anders?
  6. Is het een abstract of figuratief kunstwerk?
  7. Welke compositie zie je in dit werk?
  8. Welke kleuren vallen hier op? Kwalificeer deze kleuren: primaire, secundaire, tertiaire.
  9. Waar bevindt zich een bron van licht en is er sprake van eigenschaduw of slagschaduw?
  10. Op welke manier is dit kunstwerk gemaakt (bv fijn of impasto of fijn geschilderd, anders?)
  11. Welke materialen heeft de kunstenaar gebruikt in dit werk?
  12. Bij welke kunststroming hoort dit kunstwerk en waarom?
  13. Wat spreekt jou in dit kunstwerk aan?

Slide 18 - Slide