This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
vandaag
- huiswerk - Zelf de keuze
Slide 1 - Slide
huiswerk
- Opgave 40 t/m 49
Slide 2 - Slide
keuze
- 1. je doet mee met de lessonup voor extra herhaling 2. Je werkt aan het huiswerk voor de volgende les, oefenopgaven van paragraaf 6.1
Slide 3 - Slide
Wat is arbeidsintensieve productie?
A
Productie waarbij productiefactoren goed beloond worden?
B
Productie waarbij naar verhouding veel kapitaal wordt gebruikt
C
Productie waarbij naar verhouding veel arbeid wordt gebruikt.
Slide 4 - Quiz
omzet: € 1.000.000 Inkoopwaarde: € 450.000 Bedrijfskosten: € 500.000 Betaalde BTW: € 150.000 Moet je de BTW meenemen in de berekening van het nettoresultaat?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
Behoort BTW tot de bedrijfskosten?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
Behoort de brutowinstmarge tot de bedrijfskosten?
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quiz
De consumentenprijs is altijd de verkoopprijs ....... BTW
A
Inclusief
B
Exclusief
Slide 8 - Quiz
Prestatieloon kan goed werken. Mensen gaan waarschijnlijk harder werken. Maar wat is een nadeel van prestatieloon?
Slide 9 - Open question
Meer productie leidt uiteindelijk weer tot meer vraag naar producten. leg dit uit. Tip, denk aan werkgelegenheid en meer inkomen als mensen gaan werken.
Slide 10 - Open question
Als een landeigenaar de productiefactor natuur levert, wordt hij daarvoor beloont met
A
Salaris
B
Huur
C
Pacht
D
Winst
Slide 11 - Quiz
Een bank biedt de productiefactor kapitaal aan ( geld). Hoe wordt de bank hiervoor beloont?
A
Salaris
B
Winst
C
Rente
D
Pacht
Slide 12 - Quiz
Door de jaarlijkse afschrijving wordt een kapitaalgoed ...... waard.
A
Minder
B
Meer
Slide 13 - Quiz
omzet - inkoopwaarde =
A
Nettoresultaat
B
bedrijfskosten
C
Brutowinst
Slide 14 - Quiz
De inkoopwaarde bereken je door de inkoopprijs X ......... te doen.