M2 17-03

1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

I lived in London.
I have lived in London.
Present Perfect
Past Simple

Slide 2 - Drag question

Hoe maak je ook alweer de past simple?

Slide 3 - Open question

Wanneer gebruik je de Past Simple?

Slide 4 - Open question

Hoe maak je ook alweer de Present Perfect?

Slide 5 - Open question

Wanneer gebruik je de Present Perfect

Slide 6 - Open question

Past simple & Present perfect
Deze twee komen vaak samen in één opdracht voor, dus je moet goed weten wanneer je welke van de twee moet gebruiken. 
Trap niet in de valkuil van het Nederlands, want in het Engels gelden er heel andere regels wanneer je welke tijd moet gebruiken!

Slide 7 - Slide

Wat is de past simple van 'go'?

Slide 8 - Open question

Wat is de past simple van 'jump'?

Slide 9 - Open question

Wat is de present perfect van 'go'?

Slide 10 - Open question

past simple & present perfect
past simple
handeling uit het verleden die nu is afgesloten
--> I played football until I was 15. 

present perfect
- handeling in verleden begonnen die nu nog bezig is, OF:
- handeling uit verleden waarvan resultaat nog merkbaar is --> link tussen heden en verleden
--> I have lived here since I was a child.   /  Look, she has broken her leg!

Slide 11 - Slide

Welke tense moet je gebruiken?
I ________ (want) a kitten since I was 10.
A
past simple
B
present perfect

Slide 12 - Quiz

Welke tense moet je gebruiken?
They ________ (gain) a lot of weight when they lived in Spain.
A
past simple
B
present perfect

Slide 13 - Quiz

Welke tense moet je gebruiken?
We _______ (be) the best team at the championship of 2019.
A
past simple
B
present perfect

Slide 14 - Quiz

Welke tense moet je gebruiken?
She ______ (never, see) my brother, so she doesn't know what he looks like.
A
past simple
B
present perfect

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste tense in:
We _____ (be) friends since primary school.

Slide 16 - Open question

Vul de juiste tense in:
Oh no, what _____ (he, do)??!

Slide 17 - Open question

Vul de juiste tense in:
I _____ (lose) my car key at the party last Friday.

Slide 18 - Open question

Vul de juiste tense in:
So far, we ______ (not, see) anyone we know.

Slide 19 - Open question

Vul de juiste tense in:
They ____ (not, know) what to do when the alarm went off.

Slide 20 - Open question

Vul de juiste tense in:
I ____ (study) hard for this test, so I'm sure I will get a good grade.

Slide 21 - Open question