les 1

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • kun je de verschillende manieren om te lezen noemen.
  • kun je zeggen waar verwijswoorden naar verwijzen. 
  • kun je signaalwoorden herkennen die een tegenstelling aangeven.
  • heb je geoefend met werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • kun je de verschillende manieren om te lezen noemen.
  • kun je zeggen waar verwijswoorden naar verwijzen. 
  • kun je signaalwoorden herkennen die een tegenstelling aangeven.
  • heb je geoefend met werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Begrijpend lezen: 30 minuten
  • Werkwoordspelling tegenwoordige tijd: 15 minuten

Slide 2 - Slide

Drie manieren om te lezen
  • Verkennend lezen
  • Nauwkeurig lezen
  • Zoekend lezen 

Slide 3 - Slide

Signaalwoorden: Tegenstellend verband
  • maar
  • daarentegen
  • toch
  • echter
  • integendeel 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Slide 6 - Link

Tegenwoordige tijd

Slide 7 - Slide

Tegenwoordige tijd en ik-vorm


  •  Een werkwoord heeft verschillende vormen. Een daarvan is de tegenwoordige tijd.

  • Bij de spelling van de tegenwoordige tijd ga je uit van de ik-vorm.

Slide 8 - Slide

Zo vind je de ik-vorm 


  • Je vindt de ik-vorm door van het hele werkwoord de laatste twee letters weg te laten (-en).

werken - werk            fietsen - fiets         bereiden - bereid  

Slide 9 - Slide


  • Soms moet je een letter weglaten of toevoegen

     zetten - zet            klikken - klik         maken - maak 

  • Soms verandert er een letter
 
     lezen - lees   wrijven - wrijf  

Slide 10 - Slide

ik
ik-vorm
ik klim, ik vind
je, jij erachter
ik-vorm
klim jij, vind je
je, jij ervoor
ik-vorm + t
jij klimt, je vindt
hij, zij, het
ik-vorm + t
hij klimt, zij vindt, het stinkt
wij
hele werkwoord
klimmen
jullie
hele werkwoord
vinden
zij
hele werkwoord
blaffen

Slide 11 - Slide

Truc: lopen
ik loop
jij loopt
loop jij?
hij loopt
zij loopt
het loopt
wij lopen
jullie lopen
zij lopen

Slide 12 - Slide

Stappen tegenwoordige tijd: enkelvoud
  1. ik-vorm
  2. 'lopen' invullen in de zin als check

Slide 13 - Slide

Stappen tegenwoordige tijd: meervoud
  1. hele werkwoord
  2. 'lopen' invullen in de zin als check

Slide 14 - Slide

timer
5:00

Slide 15 - Slide

timer
10:00

Slide 16 - Slide