Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden en meervoudsregels

der / die / das
1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

der / die / das

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Jullie kennen:
 - de regels voor het geslacht van zelfstandige naamwoorden 
- de regels voor het vormen van het meervoud 

Slide 2 - Slide

mannelijk (der)
Mannelijk (der)
- Mannelijke persoons- en diernamen: der Junge, der Stier.

- De namen van de dagen, de maanden, de jaargetijden en de windrichtingen: der Montag, der Februar, der Sommer, der Norden. 

- De meeste stammen van werkwoorden: der Beginn (van beginnen), der Sitz (van sitzen), der Besuch (van besuchen).

Slide 3 - Slide

Vrouwelijk (die)
- Vrouwelijke persoons- en diernamen: die Oma, die Kuh.

- De meeste zaaknamen (dingen) die eindigen op -e: die Seite Adresse, die Toilette, die Banknote, die Lampe.

- Woorden die eindigen op -heit, -keit, -schaft, -ung, -ur, -ei, - ik, -ion, -tät: 
die Einheit, die Möglichkeit, die Freundschaft, die Zeitung, die Natur, die Polizei, die Politik, die Präsentation, die Universität.

- De getallen: die Eins, die Zwei, die Drei, ...

Slide 4 - Slide

Onzijdig (das)
- Veel onzijdige woorden in het Nederlands (het-woorden) zijn dat in het Duits ook: das Pferd, das Fenster, das Lied, das Spiel, das Lesen.

- Woorden die eindigen op -chen en -lein: das Mädchen, das Märchen, das Büchlein.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Klasse
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quiz

Junge
A
die
B
der
C
das

Slide 8 - Quiz

Kind
A
die
B
der
C
das

Slide 9 - Quiz

Mädchen
A
das
B
die
C
der

Slide 10 - Quiz

Onkel
A
die
B
der
C
das

Slide 11 - Quiz

Lehrerin
A
der
B
das
C
die

Slide 12 - Quiz

Politik
A
das
B
der
C
die

Slide 13 - Quiz

Kater
A
die
B
das
C
der

Slide 14 - Quiz

Frühling (lente)
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

Pferd
A
das
B
die
C
der

Slide 16 - Quiz

Buch
A
die
B
das
C
der

Slide 17 - Quiz

Tekst

Slide 18 - Slide


Tekst

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Mehrzahl von 'Klasse'
A
Klasse
B
Klassen
C
Klassenen

Slide 24 - Quiz

Mehrzahl von 'Onkel'
A
Onkels
B
Onkelen
C
Onkel

Slide 25 - Quiz

Mehrzahl von 'Mädchen'
A
Mädchens
B
Mädchen
C
Mädchenen

Slide 26 - Quiz

Mehrzahl von 'Sohn'
A
Sohne
B
Sohns
C
Söhne

Slide 27 - Quiz

Mehrzahl von 'Schule'
A
Schulen
B
Schule
C
Schuls

Slide 28 - Quiz

Mehrzahl 'Heft'
A
Heften
B
Hefte
C
Heftens

Slide 29 - Quiz

Mehrzahl "Opa'
A
Opan
B
Opaen
C
Opas

Slide 30 - Quiz

vrouwelijke personen, dieren en woorden met de uitgang -e, -ung, -heit, -keit, krijgen het lidwoord..
A
...die
B
...der
C
...das

Slide 31 - Quiz

Mannelijke personen en dieren krijgen het lidwoord ...
A
...das
B
...die
C
...der

Slide 32 - Quiz

Nederlandse onzijdige woorden krijgen meestal in het Duits het lidwoord....
A
...der
B
...das
C
...die

Slide 33 - Quiz

Hoe vorm je het meervoud bij mannelijke zelfstandige naamwoorden?

Slide 34 - Open question

Hoe vorm je het meervoud van vrouwelijke zelfstandige naamwoorden?

Slide 35 - Open question

Hoe vorm je het meervoud van onzijdige zelfstandige naamwoorden?

Slide 36 - Open question

Bedankt!....
.... en een fijne vakantie toegwenst!
Schöne Ferien!

Slide 37 - Slide