les 3 B2

Welkom
Als je dit ziet zit je al (op tijd) in de online les.
Log ook in (ander scherm/tabblad) bij de lessonup les.
Gebruik daar zowel je voor als achternaam.

Dit om achteraf te kunnen controleren of je actief hebt meegedaan met de les en de vragen.
Als ik dan je naam niet zie staan krijg je een afwezigheidsmelding in magister, om dat te voorkomen gebruik je eigen en volledige naam en doe de hele les mee.
Zit je in het lokaal dan hoef je niet naar teams maar moet je wel naar lessonup.
timer
1:00
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Als je dit ziet zit je al (op tijd) in de online les.
Log ook in (ander scherm/tabblad) bij de lessonup les.
Gebruik daar zowel je voor als achternaam.

Dit om achteraf te kunnen controleren of je actief hebt meegedaan met de les en de vragen.
Als ik dan je naam niet zie staan krijg je een afwezigheidsmelding in magister, om dat te voorkomen gebruik je eigen en volledige naam en doe de hele les mee.
Zit je in het lokaal dan hoef je niet naar teams maar moet je wel naar lessonup.
timer
1:00

Slide 1 - Slide

Deze les
Vragen over thema bloed?   
Uitleg nieuwe doelen.   
Opdrachten maken.   
Afsluiten; hoe is het deze les gegaan? 

Startvraag: als beide ouders bruine ogen hebben kunnen die dan een kind met blauwe ogen krijgen? En als beide ouders blauwe ogen hebben, kunnen die dan kind met bruine ogen krijgen?

Slide 2 - Slide

De toets
-Openboektoets via Quayn.
-Punt extra als uiterlijk woe 20.00 uur alles serieus is gemaakt.

Wat was lastig in de afsluiting?
Vragen? (mag ook na de uitleg tijdens zelfstandig werken)

Slide 3 - Slide

Welke vragen B1 waren lastig?
Waar ging B1 over?
Genotype en fenotype.
Chromosoom, gen en allel.

Welke vragen waren lastig?

Slide 4 - Slide

Nieuwe leerdoelen deze week: 
-Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
-Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
-Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.

Slide 5 - Slide

-Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Als er twee ouders zijn dan is er sprake van geslachtelijke voortplanting en bevruchting.

Dus de mannelijke geslachtscel versmelt met de vrouwelijke geslachtscel.
Dat zorgt voor genetische diversiteit want er zijn miljoenen combinaties mogelijk en daardoor ziet ieder kind er anders uit (behalve bij  eeneiige tweelingen).

Vormen van geslachtscellen.
Dit gebeurt zowel bij mannetjes (zaad- of spermacellen) als vrouwtjes (eicellen).
Noemen we meiose.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

-Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.

Vrouwelijke lichaamscellen
2 X-chromosomen (XX).

Mannelijke lichaamscellen
1 X- en 1 Y-chromosoom (XY).

Van ieder paar heb je 1 chromosoom van je vader en 1 van je moeder gekregen.

Slide 8 - Slide

-Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
-Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
Zaadcellen (22 chromosomen met 1 X of Y chromosoom)
Eicellen (22 chromosomen met 1 X chromosoom)
Versmelten: Eicel + Zaadcel = 46 chromosomen

Slide 9 - Slide

-Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
Bevruchte eicel heeft dus 46 chromosomen
De Zaadcel bepaald het geslacht:
Een X chromosoom in de zaadcel: het wordt een meisje
Een Y chromosoom in de zaadcel: het wordt een jongen

Slide 10 - Slide

-Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.

Een gen: dit stukje gaat over haarkleur

Een allel zegt dus welke variant je hebt.


allel: bruin/rood/zwart/blond

allelenpaar: de allelen die allebei over bv. haarkleur gaan

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

timer
10:00
Leerdoelen:
-Alle leerdoelen van thema 3 (bloed) herhalen. (toets)
-Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
-Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
-Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Kun je bereiken door:
-Van thema 3 alles te maken wat nog niet af is maar wel af had moeten zijn.
-Thema 3 te leren, gebruik de links in de lessonup en de flitkaarten etc.
-De tekst van Basisstof 2 thema 5 te lezen/bestuderen.
-Te maken: Basisstof 2 thema 5 opdracht 1 t/m 11.
-De antwoorden van de opdrachten serieus te controleren.
-Je kennis van de leerdoelen te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
Zorg dat je om
 10.10 uur 
klaar zit met de lessonup open.
  Na afloop nog een paar (7) vragen via lessonup.  

Slide 13 - Slide

Afsluiting.
Wat nog niet af is van de studiewijzer van deze week is huiswerk voor de 1e les van volgende week. (Maandag)

Wat heb je geleerd deze les, ben je klaar voor de toets?

Zo niet gebruik dan de volgende links in lessonup om extra te oefenen.

Slide 14 - Slide

Welke geslachtschromosomen hebben mannen?
A
XX
B
XY

Slide 17 - Quiz

Welke geslachtschromosomen heeft een vrouw?
A
XX
B
XY
C
X
D
Y

Slide 18 - Quiz

een lichaamscel heeft ...
A
23 chromosomen
B
46 chromosomen
C
92 chromosomen
D
verschillend aantal chromosomen

Slide 19 - Quiz

Geslachtscellen bevatten
A
23 chromosomen
B
34 chromosomen
C
46 chromosomen
D
92 chromosomen

Slide 20 - Quiz

Hoeveel chromosomen bevat cel 1?
Hoeveel chromosomen bevat cel 2?
23
46

Slide 21 - Drag question

Een hond heeft in haar eicel 39 chromosomen. Hoeveel chromosomen heeft de hond in haar spiercel?
A
39
B
93
C
78
D
19,5

Slide 22 - Quiz

In de afbeelding is schematisch getekend hoe de vorming van geslachtscellen en de bevruchting bij de mens verlopen. Noteer bij elke cel wat voor cel het is en vul in elke cel het juiste aantal chromosomen in
46
46
46
46
46
46
Lichaamscel
Lichaamscel
Zaadcel
Eicel
Bevruchte eicel
23
23

Slide 23 - Drag question


Dit is het einde van deze les.

Succes met het leren voor de toets.

In je agenda gezet wat je gaat of moet doen?

Tot donderdag.
  


Slide 24 - Slide