This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Oefentoets Criminaliteit
9.1-9.4
MAVO 3
Slide 1 - Slide
Als je voordringt bij de kassa ben je?
A
Strafbaar
B
Succesvol
C
Asociaal
D
Klaar om te vechten
Slide 2 - Quiz
Is dit een overtreding of een misdrijf? "Vincent zijn pistool wordt tijdens een huiszoeking gevonden"
A
Misdrijf
B
Overtreding
Slide 3 - Quiz
Wat is het verschil tussen asociaal en strafbaar gedrag?
A
Op strafbaar gedrag staat een celstraf
B
Op strafbaar gedrag staat een boete
C
Als je strafbaar bent ga je tegen de wet in
D
Als je strafbaar bent ga je tegen de maatschappij in
Slide 4 - Quiz
Alcohol drinken onder de 18 jaar
A
Misdrijf
B
Overtreding
Slide 5 - Quiz
Tijn verduisterd (stelen) 10.000 Euro van zijn werk.
A
Misdrijf
B
Overtreding
Slide 6 - Quiz
In een rechtstaat moet de politie:
A
Zich net zo goed aan de wet houden als de burgers
B
Hard de wet voorschrijven
C
Strenger straffen dan in andere landen
D
Zo veel mogelijk vrijheid respecteren
Slide 7 - Quiz
Op alle overtredingen volgt altijd een rechtzaak. Waar of niet waar
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 8 - Quiz
Jip steelt een trekker ter waarde van 100.000 euro. Wat voor soort schade wordt hier beschreven?
A
Materiële schade
B
Immateriële schade
Slide 9 - Quiz
Lara heeft het hart gestolen van de knappe pizzabezorger. Wat voor soort schade wordt hier beschreven?
A
Materiële schade
B
Immateriële schade
Slide 10 - Quiz
Wat bedoelen we met: "Er is minder sociale controle dan vroeger?"
A
Mensen zitten vaker thuis
B
Mensen zitten alleen maar op hun telefoon
C
Vooral in steden durven mensen minder snel in te grijpen
Slide 11 - Quiz
Stelling: Vrouwen zijn eerder geneigd crimineel gedrag te vertonen dan mannen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Wat betekent het als de politie voorrang geeft aan verkeersovertredingen.
A
Dan let de politie minder op verkeersovertredingen
B
Dan let de politie meer op verkeersovertredingen
C
Verkeersovertreders krijgen sneller en harder straf
Slide 13 - Quiz
Wat is een risicofactor bij criminaliteit?
A
Groepsdruk
B
Slechte opvoeding
C
Alle die hier genoemd zijn
D
Psychologische stoornissen
Slide 14 - Quiz
Stelling: Vaak is er maar 1 oorzaak van toepassing op criminelen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Als alle risicofactoren in jouw leven aanwezig zijn, dan word je automatisch crimineel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Noem nog een risicofactor die de kans op criminaliteit verhoogd.
Slide 17 - Open question
Sinne en Sanne worden gefouilleerd. Dit mag alleen als:
A
Ze een strafblad hebben
B
Ze in de buurt waren van een misdrijf
C
Ze worden verdacht van een strafbaar feit
Slide 18 - Quiz
De politie mag je maximaal ... uur vasthouden als je verdacht wordt
A
1
B
2
C
9
D
10
Slide 19 - Quiz
Als je naar Bureau Halt moet dan:
A
Hoef je niet naar de rechter
B
Krijg je een speciale straf
C
Krijg je geen strafblad
Slide 20 - Quiz
Welke optie van een Officier van Justitie wordt hier beschreven: "Omdat er te weinig bewijs was ging de rechtzaak tegen Mika niet door"
A
Seponeren
B
Strafbeschikking
C
Vervolging
Slide 21 - Quiz
Welke optie van een Officier van Justitie wordt hier beschreven: "Nadat vier getuigen van de schietpartij naar voren waren gekomen moest Delayla voor de rechter verschijnen"
A
Seponeren
B
Strafbeschikking
C
Vervolging
Slide 22 - Quiz
Welke optie van een Officier van Justitie wordt hier beschreven: "Madelon krijgt een taakstraf van 120 uur nadat ze heeft bekend tegenover de officier van justitie"
A
Seponeren
B
Schikken
C
Vervolging
Slide 23 - Quiz
De rechter leest voor: "De verdachte: Isa van Dijk wordt verdacht van het vergiftigen van de pizza van het slachtoffer" DIT IS EEN?
A
Aanklacht
B
Vonnis
C
Getuige
D
Slotwoord van de getuige
Slide 24 - Quiz
Iedere verdachte heeft recht op een:
A
Eerlijk proces
B
Advocaat
C
Lage straf
D
Opname in tbs-kliniek
Slide 25 - Quiz
Hoeveel vragen moet de rechter beantwoorden voordat hij je schuldig mag bevinden?