Onregelmatige werkwoorden: Pouvoir & Vouloir

onregelmatige werkwoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

onregelmatige werkwoorden

Slide 1 - Slide

Onregelmatige werkwoorden: 
In unité 1 ben je al drie onregelmatige werkwoorden tegengekomen. Namelijk: être, avoir en faire. Er komen er in dit hoofdstuk twee bij: Pouvoir (kunnen/mogen) en Vouloir (willen).

Slide 2 - Slide

Willen is kunnen

Slide 3 - Slide

Pouvoir en Vouloir
Pouvoir en vouloir zijn allebei onregelmatige werkwoorden. Dit betekent dat ze niet te vervoegen zijn via de bekende regel (stam+ uitgang). Je moet deze werkwoorden dus uit je hoofd leren. 

Slide 4 - Slide

Dit zijn de vervoegingen

Slide 5 - Slide

Gebruik (zie boek blz. 51)
* Als je wilt vragen of iets mag dan gebruik je pouvoir:
- Je peux aller au toilettes, s'il vous plaît? -- Mag ik naar het toilet alstublieft?
* Als je iets beleefd wilt vragen dan gebruik je Je voudrais:
- Je voudrais un coca s'il vous plaît-- Ik wil graag een cola, alstublieft.

Slide 6 - Slide

Wat betekent deze zin?

Slide 7 - Slide

Quelques exercices
Pak je boek erbij en ga naar p. 51-52 of online via unité 2 Grammaire 1. Maak ex. 8A, 8B en 8C.

Slide 8 - Slide

Oefenen
Pak je boek erbij op blz. 51. Kijk in het blauwe blok naar de vervoegingen van Pouvoir en Vouloir. We gaan nu wat zinnen maken.

Slide 9 - Slide

Il (vouloir) manger des bananes.
A
voulons
B
veulent
C
veut
D
veux

Slide 10 - Quiz

Nous (pouvoir) sortir ce soir.
A
pouvons
B
pouvez
C
peux
D
peut

Slide 11 - Quiz

Ils (pouvoir) acheter une nouvelle voiture.
A
pouvons
B
pouvez
C
peut
D
peuvent

Slide 12 - Quiz

Tommie (vouloir) dormir longtemps ce soir
A
veux
B
veut
C
veulent
D
voulons

Slide 13 - Quiz

Mes parents (vouloir) partir en vacances
A
veux
B
voulez
C
voulons
D
veulent

Slide 14 - Quiz

Vertaal: Sarah mag de appel opeten
A
Sarah peux manger la pomme
B
Sarah peut manger la pomme
C
Sarah peuvent manger la pomme
D
Sarah pouvez manger la pomme

Slide 15 - Quiz

Vertaal: Maurice en Sita willen Parijs bezoeken
A
Maurice et Sita voulons visiter Paris
B
Maurice et Sita veux visiter Paris
C
Maurice et Sita voulez visiter Paris
D
Maurice et Sita veulent visiter Paris

Slide 16 - Quiz

Vertaal: Mag ik de kat eten geven?
A
Je peux donner le chat à manger?
B
Ils peuvent donner le chat à manger?
C
Il peut donner le chat à manger?
D
Nous pouvons donner le chat à manger?

Slide 17 - Quiz

Ik wil graag een croissant.
A
Je veux un croissant
B
Je peux un croissant
C
Je voudrais un croissant
D
Il peut un croissant

Slide 18 - Quiz

Toto (vouloir) une banane (Toto wil een banaan)

Slide 19 - Open question

Vous (pouvoir) entrer (jullie mogen binnenkomen)

Slide 20 - Open question

Je (vouloir) un chien (ik wil graag een hond)

Slide 21 - Open question

Raphael (vouloir) parler de ses vacances (Raphael wil over zijn vakantie praten)

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide