Didaktik der grammatik

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsHBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Inhoudsopgave
Methodisch-didaktische Analyse
de Regel
Sachanalyse
Opdrachten
Feedback

Slide 2 - Slide

Methodische didactische analyse
Doelgroep: Theoretische leerweg/ Havo Leerjaar 1
Thema: Freizeit/ Hobbys 
Voorkennis: Nederlandse taalregels met betrekking tot het vervoegen van de zwakke werkwoorden.
De leerlingen kunnen de werkwoorden "haben" en "sein" al vervoegen. 
ze kennen de persoonlijk voornaamwoorden al.



Slide 3 - Slide

Leerdoelen:
  • de leerling kan de feesttenten regel toepassen bij de regelmatige zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
  • de leerling heeft doormiddel van een inductieve opdracht de regel gevormd. 
  • de leerling kan de geleerde regel toepassen bij de opdrachten en de werkwoorden op de juiste manier vervoegen.

Slide 4 - Slide

De Regel
je kunt doormiddel van idewis, en de feesttenten regel de zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen. 

Slide 5 - Slide

Sachanalyse
Werkwoorden worden vervoegd, dat wil zeggen er treden bij de persoonsvormen veranderingen op die zich richten naar:

 Getal: enkelvoud en meervoud
 Persoon (persoonlijk voornaamwoord):
 1e, 2e, 3e persoon en beleefdheidsvorm: ich, du, er/sie/es; wir, ihr, sie, Sie.  (Voorkennis leerlingen)

Slide 6 - Slide

Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die zwak vervoegd worden. Ze vormen de verleden tijd en het voltooid deelwoord met een -t-:

 
wohnen, er wohnte, er hat gewohnt

Een zwak werkwoord vormt de verleden tijd en het voltooid deelwoord zonder klinkerwisseling in de stam.

Ook bij verandering van persoon of getal vindt geen klinker wisseling plaats:

ich wohne
du wohnst
er/sie/es wohnt
wir wohnen
ihr wohnt
Sie/sie wohnen





Slide 7 - Slide

Sachanalyse
Infinitief en stam

De infinitief of onbepaalde wijs is het hele werkwoord en eindigt op -en.
De stam van een werkwoord is de infinitief minus -en:
Kaufen, kauf-
Singen, sing-
(voorkennis leerlingen)


Slide 8 - Slide

Opdracht 1 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

c. verbind het persoonlijke voornaamwoorden met de stam aan de juiste uitgang.

Slide 11 - Slide

d. Vul de feesttent in, wat is de juiste regel voor de zwakke werkwoorden? Gebruik hiervoor idewis.

Slide 12 - Slide

Aufgabe 2

Slide 13 - Slide

Aufgabe 3 
Arbeitet zu viert. Auf dem Arbeitsblatt 5 seht ihr drei Würfel. Druckt und schneidet die Würfel aus und baut sie zusammen. Werk in viertallen. Op het werkblad zien jullie drie dobbelstenen. Print en knip ze uit en lijm ze vast.

Macht in Vierergruppen gute Sätze mit den drei Würfeln. Maak in groepjes van vier goede zinnen met de drie dobbelstenen.

Slide 14 - Slide

Aufgabe 4 
Je gaat een email schrijven aan een nieuwe vriend of vriendin. In de email stel je jezelf voor, verteld over je hobby’s, en vraagt naar de hobby’s van de ander. Zorg voor de juiste aanreden en slotgroet. Je schrijft minimaal 50 woorden en maximaal 75 woorden. Let op de hoofdletters. 

Slide 15 - Slide

Aufgabe 5
Iedere leerling ontvangt een bingo kaart, de leerlingen lopen rond in het klaslokaal, en vragen in het Duits aan elkaar de hobby’s. Misschien handig om die vraag nog even kort te herhalen. Ze mogen maximaal 1 vakje per persoon hebben. De persoon met als eerste de bingo kaart vol wint. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide