1.4 Naamval/Functie

Naamval en functie
The Basics
SCHEMA OVERZICHT ALLE NAAMVALLEN
1 / 39
next
Slide 1: Slide
LatijnSecundair onderwijs

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Naamval en functie
The Basics
SCHEMA OVERZICHT ALLE NAAMVALLEN

Slide 1 - Slide

Een naamwoord verandert in uitgang. Dat noemen we:
A
een naamval
B
een vervoeging

Slide 2 - Quiz

Een naamwoord krijgt een taak in een zin. Dat noemen we:
A
een functie
B
een rol

Slide 3 - Quiz

Welke functie kan voorkomen in iedere naamval?
A
BWB
B
BVBa
C
BVBs

Slide 4 - Quiz

Welke naamval is altijd een BVBs?
A
accusatief
B
ablatief
C
nominatief
D
genitief

Slide 5 - Quiz

Een NWD staat altijd in een
A
ablatief
B
nominatief

Slide 6 - Quiz

Een nominatief kan pas NWD zijn als...
A
het een passief werkwoord is
B
het een koppelwerkwoord is

Slide 7 - Quiz

Welke koppelwerkwoorden zijn er in het Latijn?
A
esse
B
esse, fieri (vert. worden)
C
esse, fieri (vert. worden), monere
D
esse, fieri (vert. worden), manere

Slide 8 - Quiz

Behalve BVBa, welke functies kan een accusatief nog krijgen?
A
LV
B
LV en BWB

Slide 9 - Quiz

Wat doet een BWB eigenlijk?
A
informatie geven over de zin
B
informatie geven over een naamwoord

Slide 10 - Quiz

Een BWB geeft dus eigenlijk ook meer uitleg over...
A
het onderwerp
B
het werkwoord

Slide 11 - Quiz

Een BWB is een functie.
A
ja
B
neen

Slide 12 - Quiz

Wat krijgt een BWB nog extra bij?
A
niets
B
een rol

Slide 13 - Quiz

Wat is de rol?
A
Die geeft meer info over de aard van de BWB.
B
Die geeft info over het naamwoord.

Slide 14 - Quiz

Hoe vind ik de rol?
A
Ik studeer de vertaling van het voorzetsel
B
Ik studeer welke rol bij welk voorzetsel hoort
C
Ik vertaal en denk logisch na
D
Ik gok

Slide 15 - Quiz

Wat doet een BVB dan?
A
bijgevoegde info geven over een naamwoord
B
bijgevoegde info geven over een werkwoord

Slide 16 - Quiz

Hoe vind ik een BVB?
A
Ik zoek adjectieven in de tekst
B
Ik zoek werkwoorden

Slide 17 - Quiz

Adjectieven zijn dus altijd een...
A
BVBa
B
BVBs

Slide 18 - Quiz

Ik trek dan een pijl ...
A
vanuit het adjectief naar het substantief
B
vanuit het substantief naar het adjectief

Slide 19 - Quiz

Naast een BVBadjectief, bestaat ook een BVBsubstantief.
A
Dat staat maar in 1 naamval: de genitief
B
Dat staat maar in 1 naamval: de accusatief

Slide 20 - Quiz

Als ik een BVB moet zoeken, zoek ik dus niet altijd naar adjectieven, maar ook naar...
A
accusatieven
B
genitieven

Slide 21 - Quiz

En ik trek mijn pijl dan...
A
vanuit de kern naar mijn genitief
B
vanuit mijn genitief naar mijn kern

Slide 22 - Quiz

Dus: een pijl vertrekt ALTIJD vanuit de...
A
BVB (adjectief / genitief)
B
kern

Slide 23 - Quiz

Hoe weet ik of het een substantief van de 2de klasse is?
A
De middenkolom eindigt op -is
B
De middenkolom eindigt op -a -um

Slide 24 - Quiz

Hoe weet ik of het een substantief van de 3de klasse is?
A
De middenkolom eindigt op -ae
B
De middenkolom eindigt op -us
C
De middenkolom eindigt op -i (bij vrouwelijk)

Slide 25 - Quiz

Hoe weet ik of het een adjectief van de 1e klasse is?
A
De middenkolom eindigt op -ae
B
De middenkolom eindigt op -a -um
C
De middenkolom eindigt op -us

Slide 26 - Quiz

Een adjectief en een substantief moeten overeenkomen in...
A
naamval
B
naamval, getal
C
naamval, geslacht en getal

Slide 27 - Quiz

Die overeenkomst noemen we ook...
A
congruentie (congrueren)
B
confluentie (conflueren)

Slide 28 - Quiz

Ik mag substantieven en adjectieven van de 1ste, 2de en 3de klasse combineren
A
ja! Tot zolang ze congrueren
B
nee! Het mag niet!

Slide 29 - Quiz

In een combinatie-oefening adj+subst, bepaal ik dus altijd eerst...
A
Naamval, geslacht, getal van het substant.
B
Naamval, geslacht, getal van het adj.

Slide 30 - Quiz

Ik doe dat niet. Ik kijk gewoon naar de uitgang.
A
Ok?
B
Niet ok?

Slide 31 - Quiz

Bijvoorbeeld: bonum corpus video.
A
Juist?
B
Fout?

Slide 32 - Quiz

Bepaal dus altijd eerst 
de naamval
het geslacht
het getal
van het substantief

Slide 33 - Slide

Hoe vind ik de naamval?
A
Ik zoek altijd eerst de middenkolom
B
Ik zoek altijd eerst het grondwoord

Slide 34 - Quiz

Daarna zeg ik de middenkolom op. Dan weet ik...
A
de klasse
B
het model

Slide 35 - Quiz

Als ik de klasse ken, zeg ik ook het geslacht op. En dan kijk ik naar het
A
model van die klasse
B
het grondwoord

Slide 36 - Quiz

Ik ken mijn klasse. Ik ken het geslacht. En nu?
A
Ik zoek de uitgang van mijn woord bij het model van die klasse.
B
Ik zucht.

Slide 37 - Quiz

Geef nooit op!
Blijf rustig.
Schrijf al je uitgangen op een kladblad. Iedere klasse. Ieder model.
En dan koppel je de uitgang. Telkens opnieuw.

Slide 38 - Slide

TO DO
Grondwoord en middenkolom blijven studeren en herhalen.
Alle uitgangen van de substantieven en adjectieven kennen!
S1, S2, S3 + A1, A2
Je moet weten welke naamval met welke functie gecombineerd wordt.
Je moet de voorzetsels kennen.

Slide 39 - Slide