Antwoord
Voor twee punten moet je twee keer vanuit een bepaald perspectief (=standplaatsgebonden) redeneren.
DUS:
- De Engelse kolonisten in Amerika wilden geld verdienen met de export van luxe producten (suiker, katoen, tabak) voor de Engelse markt. Hiervoor hadden zij (voor op hun plantages) goedkope arbeidskrachten nodig, die zij uit Afrika lieten overbrengen. Hierdoor ontstaan twee onderdelen van de driehoekshandel: slaven van Afrika naar Amerika en luxe producten vanuit Amerika naar Europa.
- In Engeland is een groeiende behoefte aan luxe producten (zoals suiker, koffie en tabak) en aan katoen. Om deze te kunnen importeren is het nodig dat de plantages in hun koloniën voldoende goedkope arbeiders hebben. Vervolgens besluiten Engelse bedrijven deze mensen in Afrika te kopen met het geld dat ze verdienen aan handel tussen Europa en Afrika.