H5 - T6: BS3 Immuniteit

Immuniteit
Leerdoelen:

  • Je kunt het verschil tussen antigenen en antistoffen beschrijven
  • Je kunt het verschil tussen een primaire en secundaire reactie beschrijven
  • Je kunt het verschil tussen actieve en passieve immunisatie beschrijven
  • Je kunt het verschil tussen natuurlijke en kunstmatige immuniteit beschrijven
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Immuniteit
Leerdoelen:

  • Je kunt het verschil tussen antigenen en antistoffen beschrijven
  • Je kunt het verschil tussen een primaire en secundaire reactie beschrijven
  • Je kunt het verschil tussen actieve en passieve immunisatie beschrijven
  • Je kunt het verschil tussen natuurlijke en kunstmatige immuniteit beschrijven

Slide 1 - Slide

Wat is een antigeen?
A
Antistof geproduceerde door B-lymfocyt
B
herkenningspunten
C
Antilichaam geproduceerd door T-cel
D
Ander woord voor macrofaag

Slide 2 - Quiz

Wat is hier de antigeen?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 3 - Quiz

B-lymfocyt
virus
antistof
antigeen

Slide 4 - Drag question

Zet in de goede volgorde
1
2
3
4
5
Ziekte-verwekker infecteert het lichaam
Macrofaag fagocyteert ziekte-verwekker
Er ontstaat een APC
De APC reist naar een lymfe-knoop
De APC activeert de specifieke B- en T-cellen

Slide 5 - Drag question

Gebruik BiNaS 84J3
Aangeboren 
(niet-specifieke) afweer
Verworven 
(specifieke) afweer
Huid
Koorts
Macrofagen
Fagocyten
Antistoffen
T-cellen
B-cellen
Geheugencellen
Lysozymen

Slide 6 - Drag question

Bij de specifieke afweer reageren lymfocyten specifiek tegen het antigeen van één bepaalde ziekteverwekker.
Hoe ontstaan er zoveel lymfocyten met dezelfde antigeenreceptor?
A
cytokinen activeren de juiste receptoren
B
door klonering van de juiste T-cellen
C
de Th-cellen plaatsen de juiste stoffen op de T-cellen
D
omdat heel veel lichaamscellen geïnfecteerd zijn met diezelfde ziekteverwekker

Slide 7 - Quiz

Welke cellen van de specifieke afweer worden ingeschakeld door de macrofaag / dendritische cel?
A
Fagocyten
B
B-cellen
C
T-helper-cellen
D
cytotoxische T-cellen

Slide 8 - Quiz


In welk orgaan of in welk weefsel vindt deze uitrijping en selectie van onrijpe T-lymfocyten plaats?
A
in het beenmerg
B
in de lever
C
in de milt
D
in de thymus

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

Cirkel: niet specifieke afweer, 
             de rest specifieke afweer (B en T)
Binas 84L

Slide 11 - Slide

Infectie met lichaamsvreemde antigenen
Incubatietijd
De tijd tussen binnendringen van ziekteverwekker en het ontstaan van ziekteverschijnselen 

Primaire reactie
De vorming van antistof na het eerste contact. 
(Er zullen geheugencellen worden gevormd.)

Secundaire reactie
Geheugencellen vormen snel antistoffen, na opnieuw contact met dít specifieke antigeen -->  
Je wordt niet meer ziek --> dus je bent immuun.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide


Infectie antigeen: EERSTE keer

Je immuunsysteem kent de antigenen NIET.

Je wordt ziek. 

Het immuunsysteem gaat B en T-lymfocyten maken.

Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt.

Er blijven geheugencellen achter. 
Je bent (tijdelijk) IMMUUN.


Infectie antigeen: TWEEDE + volgende keren

Je immuunsysteem herkent de antigenen WEL.


De geheugen B en/of T-lymfocyten worden direct actief.

Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt.

Je wordt niet ziek. 

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Immuniteit
Natuurlijke immuniteit
Immuniteit op een natuurlijke manier verkregen (bv. eerst zelf ziek geworden)
Kunstmatige immuniteit
Immuniteit op een kunstmatige manier verkregen (vaccin of antistoffen toedienen)


Actieve immunisatie (langdurig effect)
Je eigen immuunsysteem (B en T-lymfocyten) wordt actief en vormen geheugencellen
Passieve immunisatie (tijdelijk effect)
Inspuiten van antistoffen 
(ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt, maar je eigen immuunsysteem doet niets)

Slide 17 - Slide

Auto-immuunziekten
  • lymfocyten rijpen in thymus en beenmerg
  • ze leren alle lichaamseiwitten te herkennen
  • soms gaat dat fout => auto-immuunziekte
  • bijv. MS, reuma
MULTIPLE SCLEROSE
REUMA

Slide 18 - Slide

Zijn er vragen?
Zijn er vragen?

Slide 19 - Slide

Wat is of zijn de reden(en) dat je zo vaak verkouden wordt?
A
je kan geen antistoffen maken tegen het verkoudheidsvirus
B
het verkoudheidsvirus verandert snel
C
er zijn heel veel verschillende verkoudheidvirussen
D
je bent niet ingeënt tegen verkoudheidsvirussen

Slide 20 - Quiz

Waarom moeten mensen elk jaar opnieuw gevaccineerd worden tegen de griep?
A
Het vaccin is na een jaar uitgewerkt.
B
Alle antistoffen zijn na een jaar afgebroken.
C
De geheugencellen raken uitgewerkt.
D
Het griepvirus verandert steeds van vorm.

Slide 21 - Quiz

Is het inspuiten van antistoffen uit paardenbloed voorbeeld van actieve, passieve, natuurlijke of kunstmatige immunisatie?

A
Passief en Kunstmatig
B
Passief en Natuurlijk
C
Actief en Kunstmatig
D
Actief en Natuurlijk

Slide 22 - Quiz

Een baby krijgt beschermende stoffen binnen met de moedermelk.
A
actieve natuurlijke immuniteit
B
actieve kunstmatige immuniteit
C
passieve natuurlijke immuniteit
D
passieve kunstmatige immuniteit

Slide 23 - Quiz

Welk van de volgende zorgt voor langdurige immuniteit voor een ziekte?
A
T- en B-geheugencellen
B
T- en B-cellen
C
Fagocyten
D
antistoffen

Slide 24 - Quiz

Hoe noem je de immuniteit die ontstaat na vaccinatie?
A
natuurlijke passieve immuniteit
B
kunstmatige actieve immuniteit
C
natuurlijke actieve immuniteit
D
kunstmatige passieve immuniteit

Slide 25 - Quiz

Huiswerk
opdracht 35 t/m 47
timer
5:00

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video