Werkwoorden 2 les 27-47 Voltooide tijd + Verleden tijd

Werkwoorden 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoorden 

Slide 1 - Slide

Wat ga je vandaag leren?


Herhalen voltooide tijd  en de verleden tijd 

Slide 2 - Slide

Toets 1-24 bespreken
Voltooide tijd 
  • - regelmatige werkwoorden ( blz. 104/106)
  • - onregelmatige werkwoorden ( blz. 209)
  • - hebben of zijn ( blz. 110)

                 Opzoeken - Invullen- uitleggen

Slide 3 - Slide

Regelmatige werkwoorden
Hoe maak je het voltooid deelwoord?
1. Maak de ik-vorm.   wij maken -  ik maak
2.kijk naar de laatste letter : maak
3. Is de laatste letter  een s, f,t,k,ch, p  - softketchup- ?
     JA> voltooid deelwoord krijgt  een -t
     NEE> voltooid deelwoord krijgt een -d
4. Schrijf ge- voor de ik-vorm en een -t of -d aan het einde.
ge- maak-t           gemaakt

Slide 4 - Slide

werkwoorden met iets ervoor..
Sommige werkwoorden beginnen met be-, her-, ver-, ont-, ge_

bestellen        ik bestel        ik heb besteld
herhalen         ik herhaal     ik heb herhaald
gebruiken      ik gebruik      ik heb gebruikt

Deze werkwoorden krijgen geen  ge- in het voltooid deelwoord :   
                         ik heb een pizza besteld.

Slide 5 - Slide

Scheidbare werkwoorden
Scheidbare werkwoord ( werkwoord + ander woord)

samenwerken         ik  werk samen.    Wij werken elke dag samen
uitleggen                 ik leg uit.                 Wij leggen de som uit.
terugbellen             ik  bel terug            Wij bellen morgen terug.

Deze werkwoorden  beginnen met het andere woordje en dan volgt het voltooid deelwoord : samengewerkt.  teruggebeld.   uitgelegd

Slide 6 - Slide

Onregelmatige werkwoorden

 
Onregelmatige werkwoorden veranderen van klank.  Regelmatige werkwoorden veranderen niet van klank.
Er zijn geen regels voor onregelmatige werkwoorden. 
Je moet ze uit je hoofd leren ( blz. 209).

Slide 7 - Slide

hebben/zijn
Vaak gebruik je het werkwoord hebben, soms moet je het werkwoord zijn gebruiken.

Bij deze werkwoorden gebruik je zijn:
beginnen                   lukken                  vallen
blijven                         overlijden            vertrekken
gaan                             worden                 trouwen  


Slide 8 - Slide

hebben/zijn
Bij werkwoorden van beweging bijvoorbeeld: wandelen, fietsen, lopen, zwemmen, rijden gebruik je hebben of zijn.

We hebben gewandeld.
We zijn naar de winkel gewandeld.
Staat er een richting in de zin ? Bijvoorbeeld naar de winkel...
Dan gebruik je zijn.

Slide 9 - Slide

De meeste fouten ?
  • Sommige werkwoorden beginnen met be-, her-, ver-, ont-, ge-
  • Scheidbare werkwoord ( werkwoord + ander woord) uitleggen
  • In de voltooide tijd zijn er twee soorten werkwoorden:onregelmatige werkwoorden (blz. 209en regelmatige werkwoorden.
  • Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord. 
  • Vaak gebruik je het werkwoord hebben, soms moet je het werkwoord zijn gebruiken.

Slide 10 - Slide

Verleden tijd toets woensdag 

  • Regelmatige werkwoorden
  • Onregelmatige werkwoorden
  • Scheidbare werkwoorden

Slide 11 - Slide

Regelmatige werkwoorden
Hoe maak je de verleden tijd?
1. Maak de ik-vorm.   ik woon  ik maak
2.kijk naar de laatste letter : maak
3. Is de laatste letter  een s, f,t,k,ch, p  - softketchup- ?
     JA>  schrijf - te achter de ik-vorm  bij ik, jij, u, hij, zij
     NEE>  schrijf -de achter de ik-vorm ik, jij, u, hij, zij
4. Schrijf voor  wij, jullie en zij ( meervoud) een extra -ten/-den

Slide 12 - Slide

ik- vorm van een werkwoord
leggen                             ik ______________
wonen                              ik______________
reizen                               ik ______________
proeven                           ik_______________
studeren                         ik_______________
dragen                             ik_______________
zitten                                ik_______________

Slide 13 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
verleden tijd
Soms verandert de verleden tijd van klank :
begrijp- begreep
schiet- schoot
drink-dronk
buig-boog

Soms moet je de verleden tijd uit je hoofd leren.

Slide 14 - Slide

Samen maken
1. ( leggen).   Hij_________________de sleutels op de tafel.


2. (werken) Wij _________________de hele dag op school.

Slide 15 - Slide

Samen maken
3. ( straffen).   De moeder_____________de kinderen.


4. (proeven) Wij _________________de kaas.

Slide 16 - Slide

Samen maken
5. ( kosten).   De vliegreis ___________________ veel geld


6. (werken) Wij _________________de hele dag op school.

Slide 17 - Slide

Samen maken
7. ( begrijpen).   Hij _________________ de som niet.


8. (winnen)  Wij ___________________ de wedstrijd.

Slide 18 - Slide

werkboek 2
Les 27- 47

Gemaakt & gecorrigeerd?

Slide 19 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?
What did you learn today?
що ти навчився сьогодні
ماذا تعلمت اليوم
bugün ne öğrendin
Ի՞նչ սովորեցիք այսօր:
آج آپ نے کیا سیکھا؟
O que você aprendeu hoje?
ሎሚ እንታይ ተማሂርኩም?

Slide 20 - Slide

Heb je het lesdoel bereikt?


  • Ik kan onregelmatige  en regelmatige werkwoorden in de verleden tijd  en in de voltooide tijd juist schrijven.

    Slide 21 - Slide

    Hoe goed kan jij werkwoorden in de verleden tijd schrijven?

    Slide 22 - Slide

    Slide 23 - Slide