Figuurlijk taalgebruik K3A

Woordenschat H3

Figuurlijk taalgebruik
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Woordenschat H3

Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Slide

Aan het eind van deze les:
  • Weet je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
  • Kun je figuurlijk taalgebruik herkennen.

Slide 2 - Slide

Figuurlijk

taalgebruik

Slide 3 - Slide


LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?


Slide 4 - Slide

Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 5 - Quiz

Mijn broer krijgt de baard in de keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 6 - Quiz

Je moet nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 7 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 8 - Quiz

Theorie 
Figuurlijk taalgebruik

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'tegen de lamp lopen'



Wat betekent het nu?

Slide 12 - Slide


Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter

'tegen de lamp lopen'


Wat is er gebeurd?

Slide 13 - Slide

Figuurlijk taalgebruik 
  • Spreekwoorden
  • gezegdes
  • uitdrukkingen

Slide 14 - Slide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 15 - Slide

Wat is figuurlijk taalgebruik?

Slide 16 - Mind map

Figuurlijk taalgebruik

Het tegenovergestelde van figuurlijk
=
Letterlijk



Slide 17 - Slide

Maken
Woordenschat H3; figuurlijk taalgebruik
Maak de aangegeven opdrachten.

Slide 18 - Slide